202505286/2/A3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend in [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 4 september 2025 in zaak nrs. 25/3296 en 25/3297 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland.
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2024 heeft het college op aanvraag van [melkveebedrijf] besloten een maatwerkbesluit te verlenen voor het gebruik van een geweer in een jachtveld dat niet voldoet aan de in de wet gestelde eisen.
Bij besluit van 17 juni 2025 heeft het college het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard, het besluit van 11 december 2024 herroepen, voor zover dat betrekking heeft op een aantal percelen en het besluit in zoverre vervangen door een nieuwe bijlage. Voor het overige heeft het college het besluit van 11 december 2024 in stand gelaten, onder aanvulling van de motivering.
Bij uitspraak van 4 september 2025 heeft de rechtbank het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] hoger beroep ingesteld.
Ook hebben [verzoekers] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 oktober 2025 op een zitting behandeld, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. M. van Duijn, advocaat in Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.M. Drouen-Gemser, R. Vogelaar en M. Smit, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [melkveebedrijf] heeft het college verzocht een maatwerkbesluit te nemen om populatiebeheer van verschillende soorten ganzen, de bruine rat en de vos, door de faunabeheereenheid mogelijk te maken in een jachtveld dat niet aan de vereisten uit de wet voldoet. Dit jachtveld ligt aan de Overdiemerweg in Diemen, vlak naast de autosnelweg A1. Uit de wet volgt dat een jachtveld minimaal 40 ha moet zijn, terwijl het aangevraagde jachtveld kleiner is. Buiten dat de autosnelweg dichtbij is, ligt het jachtveld naast het Amsterdam Rijnkanaal en zijn er fietspaden aanwezig. Het college heeft het maatwerkbesluit genomen, omdat het van mening is dat, ondanks belemmeringen, nog steeds veilig geschoten kan worden als een bepaalde schietrichting wordt gehanteerd. Daarbij moet de faunabeheereenheid rekening houden met de ligging van de A1, het fietspad en het Amsterdam Rijnkanaal in verband met valhagel en aangeschoten ganzen die uit de lucht vallen.
3. De rechtbank heeft - kortgezegd - geoordeeld dat het college dit maatwerkbesluit op goede gronden heeft verleend. Dat heeft tot gevolg dat jagers in het jachtveld aan de Overdiemerweg met de juiste ontheffingen en vergunningen de populatie van verschillende soorten ganzen, de bruine rat en de vos mogen beheren om schade aan onder andere gewassen te voorkomen.
4. [verzoekers] hebben de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht om te bepalen dat het maatwerkbesluit wordt geschorst. Volgens hen is het Melkveebedrijf geen belanghebbende, is artikel 11.31, vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in tegenstelling tot wat de rechtbank heeft geoordeeld, wel van toepassing, is hun veiligheid onvoldoende gewaarborgd en is het maatwerkbesluit in strijd met de rechtszekerheid verleend.
5. De rechtsvragen die in deze zaak voorliggen lenen zich niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure. Daarom zal de voorzieningenrechter de vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het hoger beroep een voorlopige voorziening moet worden getroffen, beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
5.1. De voorzieningenrechter begrijpt dat [verzoekers] zich onveilig voelen als in het jachtveld geschoten mag worden op dieren. Zij hebben dit op de zitting nogmaals benadrukt en toegelicht met behulp van een luchtfoto van het jachtveld. Dit belang weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen het belang dat het college en het Melkveebedrijf hebben bij het aanwijzen van het jachtveld aan de Overdiemerweg.
Het college heeft op de zitting toegelicht dat voor de gehele provincie Noord-Holland bij eerdere besluiten vrijstelling is verleend om op aangewezen plekken onder andere verschillende soorten ganzen af te schieten in het kader van populatiebeheer. Het college heeft daartoe besloten omdat deze dieren grote schade toebrengen aan gewassen. Het niet aanwijzen van een veld als jachtveld heeft tot gevolg dat ganzen in dat veld zullen gaan verblijven. Ganzen zijn, zoals het college heeft toegelicht, slimme dieren en zullen naar een veld vertrekken waar niet op hen gejaagd wordt, waar zij ook schade kunnen aanbrengen. Ook het Melkveebedrijf heeft aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van grazende ganzensoorten schade ondervindt.
Verder gebeurt populatiebeheer van diersoorten door een faunabeheereenheid die in het bezit is van de benodigde vergunningen en ontheffingen. Hoewel het jachtveld aan de Overdiemerweg niet voldoet aan de oppervlakte-eis, heeft een toezichthouder van het college vastgesteld dat bij hantering van de juiste schietrichting veilig kan worden geschoten op de dieren. Daarbij heeft hij rekening gehouden met de veiligheidseisen en opleidingseisen waar jagers aan moeten voldoen. De voorzieningenrechter heeft op basis van de toelichting van het college geen aanleiding om aan te nemen dat het populatiebeheer niet op veilige wijze zal kunnen plaatsvinden. [verzoekers] hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat het onveilig is om te schieten in het jachtveld, anders dan de vrees dat ongelukken zullen gebeuren. Mocht een jager zich bovendien niet houden aan de voorschriften en veiligheidseisen, dan is het aan het Openbaar Ministerie en niet aan het college om maatregelen te nemen.
[verzoekers] hebben ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat hun belangen zwaarder moeten wegen dan die van het college en het Melkveebedrijf. De voorzieningenrechter zal om deze redenen het maatwerkbesluit niet schorsen.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2025
1071