ECLI:NL:RVS:2025:5047

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
202203584/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot beperkte kennisneming van vertrouwelijke informatie in hoger beroep tegen de weigering van een verklaring van geen bezwaar

In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 mei 2022, waarin de weigering van een verklaring van geen bezwaar aan de orde was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij tussenuitspraak van 21 mei 2025 de minister opgedragen om het gebrek in het besluit op bezwaar te herstellen. De minister heeft vervolgens op 6 augustus 2025 een besluit genomen, maar verzocht om beperking van de kennisneming van een vertrouwelijk stuk door de Afdeling, omdat het informatie bevatte van bronnen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). De minister stelde dat het delen van deze informatie de nationale veiligheid zou kunnen schaden, omdat het inzicht zou geven in de werkwijze en het actuele kennisniveau van de AIVD.

De Afdeling heeft de verzoeken van de minister beoordeeld op basis van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierbij is een afweging gemaakt tussen het belang van gelijke toegang tot informatie voor partijen en het belang van de bescherming van vertrouwelijke gegevens. De Afdeling heeft vastgesteld dat de belangen van de bescherming van de bronnen en de nationale veiligheid in dit geval zwaarder wegen dan het belang van de appellant om kennis te nemen van het stuk. Daarom heeft de Afdeling besloten dat het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd is en heeft het verzoek van de minister toegewezen.

De beslissing is genomen door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 oktober 2025.

Uitspraak

202203584/4/A3.
Datum beslissing: 23 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-­Nederland van 3 mei 2022 in zaak nr. 21/4035 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-­Nederland van 3 mei 2022 in zaak nr. 21/4035. Daarin is de weigering van een verklaring van geen bezwaar aan de orde.
De Afdeling heeft bij tussenuitspraak van 21 mei 2025 de minister opgedragen het gebrek in het besluit op bezwaar te herstellen.
Bij besluit van 6 augustus 2025 heeft de minister dat gedaan.
De minister heeft de vertrouwelijke versie van één gedingstuk en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Het betreft een versie van de aanvullende motivering van het besluit op bezwaar met bijlagen.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen. Voor een effectieve taakuitvoering van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: de AIVD) is het volgens de minister van belang dat de informatie niet wordt gedeeld. Het stuk bevat informatie van bronnen van de AIVD. Verstrekking van de informatie zou daarnaast de nationale veiligheid kunnen schaden omdat inzicht wordt gegeven in de werkwijze en het actuele kennisniveau van de AIVD.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       De Afdeling heeft kennis genomen van het stuk en de bijlagen. Zij bevatten informatie die de AIVD heeft verkregen van bronnen. Ook staat er informatie in over de werkwijze en het actuele kennisniveau van de AIVD. Naar het oordeel van de Afdeling wegen in dit geval de belangen van de bescherming van de bronnen en van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat de partijen kennis nemen van het stuk. De belangen van de bescherming van de bronnen en van de nationale veiligheid zouden in gevaar kunnen worden gebracht als de gegevens uit het stuk bekend worden bij [appellant].
4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2025
290