ECLI:NL:RVS:2025:5027

Raad van State

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
202504087/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Midden-Nederland over verzet van appellant

In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juni 2025. De rechtbank had het verzet van de appellant tegen een eerdere uitspraak van 19 november 2024 ongegrond verklaard. De uitspraak van 3 juni 2025 is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak op 23 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:3447) aangegeven dat zij bij toekomstige procedures van de appellant zal onderzoeken of er sprake is van misbruik van recht.

De appellant heeft in zijn hogerberoepschrift geen aanknopingspunten aangedragen die zouden wijzen op een schending van de beginselen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De Afdeling constateert dat de appellant in zijn nieuwe hogerberoepschrift zich op een ontoelaatbare manier beledigend uitlaat over de rechters van de rechtbank die eerder op zijn beroep en verzet hebben geoordeeld. Gezien het patroon van procederen van de appellant, heeft de Afdeling geoordeeld dat er sprake is van misbruik van recht. Om deze reden is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

202504087/1/A3.
Datum uitspraak: 6 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 3 juni 2025 in zaak nr. 24/4758-V op het verzet van:
[appellant]
tegen de uitspraak van de rechtbank van 19 november 2024 in zaak nr. 24/4758.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 3 juni 2025, waarbij de rechtbank zijn verzet tegen de uitspraak van de rechtbank van 19 november 2024 ongegrond heeft verklaard.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank van 3 juni 2025 is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb. Gelet op artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, kan daartegen geen hoger beroep worden ingesteld. Voor kennisneming van een hoger beroep in weerwil van deze bepaling kan grond bestaan, in geval van zodanige schending van beginselen van een goede procesorde, dan wel fundamentele rechtsbeginselen, dat geoordeeld moet worden dat er geen eerlijk proces is geweest. [appellant] heeft geen enkel aanknopingspunt aangereikt voor die conclusie. Hij heeft alleen maar duidelijk gemaakt dat en waarom hij het met de uitspraak van de rechtbank niet eens is. Terwijl hij weet dat dit de maatstaf is. Hij heeft dit namelijk al vele malen eerder geprobeerd.
2.       In haar uitspraak van 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3447, heeft de Afdeling overwogen dat zij in het vervolg bij procedures die [appellant] bij haar aanhangig maakt steeds eerst zal onderzoeken of [appellant] ook met die nieuwe procedure misbruik van recht maakt. Ook het nieuwe hogerberoepschrift van [appellant] en de stukken die hij eerder in de procedure heeft ingediend passen in het in de uitspraak van 23 juli 2025 uitgebreid besproken patroon in het procedeergedrag van [appellant]. [appellant] laat zich ook in zijn nieuwe hogerberoepschrift op een ontoelaatbare manier beledigend uit, nu over de rechters van de rechtbank die uitspraak hebben gedaan op zijn beroep en zijn verzet. De Afdeling stelt vast dat [appellant] ook in deze zaak misbruik van recht maakt. Om die reden is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2025