202503538/2/R3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Stichting Iepen Lânskip om 'e Botmar, gevestigd in Nunspeet, en anderen (hierna: de stichting en anderen),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Heerenveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2025 heeft de raad het bestemmingsplan "Nes -Pean 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de stichting en anderen beroep ingesteld.
De stichting en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 9 september 2025, waar de stichting en anderen, voor wie [namen 5 personen], bijgestaan door mr. I. van der Meer, advocaat in Leeuwarden, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L. Mathey advocaat in Groningen, en mr. R. Sieben en mr. H.J. Griede, zijn verschenen. Verder is op de zitting Pean B.V., vertegenwoordigd door mr. P.M.J. de Goede, advocaat in Groningen, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 20 oktober 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3. Het plan heeft ten eerste als doel de legalisatie van twaalf al gebouwde recreatiechalets en voorziet daarnaast in de vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning op het noordelijke gedeelte van het terrein van het recreatiebedrijf Pean B.V (hierna: de bedrijfslocatie). Het bedrijf ligt op een locatie in het buitengebied van Nes aan de Grêft waar deze in de Wide Ie uitkomt. Ter plaatse wordt door Pean B.V. onder meer een zeilschool geëxploiteerd. Het plan biedt ook een juridisch kader voor de activiteiten (waaronder horeca en nachtverblijf) die horen bij de zeilschool.
4. De stichting en anderen kunnen zich niet met het plan verenigen vanwege de overlast die volgens hen optreedt door de exploitatie van de zeilschool. De stichting komt op voor het bevorderen van een duurzaam beheer van flora, fauna en milieu voor het gebied rond de Botmar en voor het creëren van een open landschap met een evenwichtige mix tussen wonen, werken, recreatie, natuur en rust. De andere indieners van het verzoek zijn eigenaren van recreatiewoningen in de omgeving van de zeilschool. Zij stellen dat de exploitatie van de zeilschool in de bestaande situatie al tot veel hinder leidt. Het plan leidt er volgens hen toe dat die hinder verder kan toenemen.
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat er spoedeisend belang bestaat bij de gevraagde voorziening. Het plan biedt een juridisch-planologisch kader voor de recreatiechalets die in het plangebied aanwezig zijn, maar waarvoor nog een omgevingsvergunning voor bouwen nodig is. Wanneer het bestemmingsplan in werking treedt kan deze vergunning worden verleend. De raad heeft aangegeven dat er inmiddels ook een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend voor de gebouwde recreatiechalets.
Beoordeling van het verzoek
6. De voorzieningenrechter zal hieronder een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het bestemmingsplan geven.
Deze beoordeling beperkt zich, gelet op de omvang van het door de stichting en anderen ingediende beroep, tot de aspecten recreatiechalets, horeca en ecologie. De stichting en anderen hebben namelijk diverse andere beroepsgronden ingediend, onder meer over procedurele onregelmatigheden, verkeer, parkeren, licht en geluid. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze procedure zich niet goed leent voor behandeling van de opgeworpen vragen van feitelijke en juridische aard, die bewerkelijk zijn. Beantwoording daarvan dient in de bodemprocedure te gebeuren. De voorzieningenrechter zal zich bij de beantwoording van de vraag of aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening baseren op enkele beroepsgronden van de stichting en anderen en zal vervolgens overgaan tot een belangenafweging.
De recreatiechalets
7. De stichting en anderen betogen dat het gebruik van de chalets leidt tot onaanvaardbare hinder ter plaatse van hun recreatiewoningen en de directe omgeving daarvan. De chalets zijn te omvangrijk en het gebruik daarvan leidt tot geluidoverlast, en verstoring van de privacy. De stichting en anderen hebben ook bezwaren over de wijze waarop het noordelijke deel van het terrein, waar de recreatiechalets staan, landschappelijk moet worden ingepast. Zo is het landschappelijk inpassingsplan onvoldoende concreet, en waarborgt dat plan onvoldoende dat de benodigde struik- en boomlaag aan de zuid- en oostzijde en aan de noord- en noordoostzijde moet worden gerealiseerd.
7.1. In paragraaf 1.2 van de plantoelichting staat wat het doel is van het vastgestelde plan. Hieruit volgt dat voor het kunnen realiseren van de twaalf recreatiechalets eerder op 6 juni 2018 en 14 juli 2021 omgevingsvergunningen zijn verleend voor afwijken van het bestemmingsplan. Deze vergunningen zagen op de plaatsing van de chalets respectievelijk op het veranderen van de situering van de chalets en de aangebouwde terrassen. De vergunning van 14 juli 2021 is aangevraagd omdat de recreatiechalets in afwijking van de eerdere vergunning groter zijn gebouwd, zodat op dat punt niet langer werd voldaan aan de verleende omgevingsvergunning en ook niet aan de wettelijke regeling uit het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) om vergunningvrij te kunnen bouwen. Ook wijkt de plaats van sommige chalets af van de verleende vergunning. Daarom is een nieuwe aanvraag gedaan en is op 14 juli 2021 een omgevingsvergunning verleend voor afwijken van het bestemmingsplan. Hierover heeft de Afdeling op 4 juni 2025 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2025:2560). Hierbij zijn de ingestelde hoger beroepen ongegrond verklaard waardoor de vergunning van 14 juli 2021 in rechte onaantastbaar is geworden 7.2. Op grond van het plan is aan de gronden van de bedrijfslocatie de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" toegekend. Ingevolge de regels van het plan mogen deze gronden onder meer worden gebruikt voor bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie, ondergeschikte horeca, een bedrijfswoning en gebouwen ten behoeve van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen. Op de verbeelding van het plan zijn in het noordelijke deel van het plangebied twaalf bouwvlakken ingetekend die de aanduiding "recreatiewoning" kennen. Ter plaatse is het toegestaan om per bouwvlak één recreatiewoning te bouwen, met inachtneming van de bouwregels die zijn opgenomen in artikel 3.2.2 van de planregels. Daarbij is verwezen naar bijlage 1 bij de regels, waarin de maximale toegestane oppervlakten en de maximale toegestane goot- en bouwhoogte voor de verschillende recreatiewoningen zijn bepaald. Verder zijn aangebouwde terrassen en overkappingen alleen toegestaan binnen een bouwvlak dat is aangeduid met de aanduiding "recreatiewoning".
7.3. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de in het plan vastgelegde locaties, omvang en oppervlak van de recreatiechalets aanvaardbaar zijn. Daarbij heeft de raad erop gewezen dat de maximale afmetingen waar het regime voor vergunning vrij bouwen van uitgaat slechts beperkt worden overschreden. Hierbij verwijst de raad naar het rapport "Dossier zeilschool Pean Akkrum" van Antea van 25 februari 2025, waarin de oppervlakten en bouwhoogten van de chalets zijn bepaald (hierna: het meetrapport). De raad acht de realisering van de chalets verder aanvaardbaar omdat deze landschappelijk moeten worden ingepast, met inachtneming van het landschappelijk inpassingsplan, dat is opgenomen in bijlage 2 bij de regels van het bestemmingsplan. Hierdoor is het zicht op de recreatiechalets beperkt.
7.4. In wat door de stichting en anderen daarover is aangevoerd ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de raad de gevolgen van de gedeeltelijke legalisatie van de recreatiechalets op het bedrijfsperceel van de zeilschool voor de omgeving niet aanvaardbaar heeft mogen achten. De stichting en anderen hebben verschillende bezwaren naar voren gebracht over de wijze waarop er is gemeten en welke onderdelen van de chalets wel en niet zijn meegerekend in het meetrapport, maar de voorzieningenrechter twijfelt er op voorhand niet aan dat het meetrapport is gebaseerd op deugdelijke metingen en aannames. De voorzieningenrechter ziet ook niet in dat het gebruik van de recreatiechalets gezien de afstand daarvan tot de recreatiewoningen van enkelen van de mede-indieners van 70 m tot ongeveer 250 m tot een zodanige aantasting van hun recreatiegenot en privacy leidt, dat de raad het plan redelijkerwijs niet heeft mogen vaststellen.
7.5. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de landschappelijke inpassing van de recreatiechalets waar het plan van uitgaat, toereikend is gewaarborgd. De bezwaren van de stichting en anderen richten zich op de breedte van de aan te brengen beplantingsstrook aan de zuid- en zuidoostzijde en aan de noord- en noordoostzijde van het plangebied. Volgens de stichting en anderen moet een struik- en boomlaag van 8 m worden aangeplant aan de zuid- en zuidoostzijde en aan de noord- en noordoostzijde van 5 m. Dat is volgens hen onvoldoende in het landschappelijk inpassingsplan gewaarborgd.
Ingevolge artikel 3.5.1 van de regels van het plan is het gebruik van gronden of bouwwerken binnen de hoofdbestemming slechts toegestaan indien de landschappelijke inpassing op de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding "groen" is gerealiseerd en in stand wordt gehouden in overeenstemming met het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 behorende bij de regels. Verder geldt dat de landschappelijke inpassing binnen zes maanden na de verlening van de benodigde omgevingsvergunning, of indien deze niet nodig is, binnen zes maanden na de inwerkingtreding van het plan moet zijn gerealiseerd. Ingevolge artikel 3.1 zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding "groen" bestemd voor afschermende en opgaande beplanting. Als strijdig gebruik met de bestemming wordt aangemerkt het gebruik van de grond ter plaatse van de aanduiding "groen" anders dan voor afschermende en opgaande beplanting en ook het verwijderen van dergelijke beplanting. De strook met de aanduiding "groen" heeft aan de noordzijde een breedte van ongeveer 5 m. Die aan de zuidzijde heeft een breedte van ongeveer 9 m. Daarbinnen is afgezien van een erfafscheiding alleen opgaande beplanting toegestaan. Het plan staat er dus niet aan in de weg dat de bedoelde beplantingsstrook wordt aangebracht. Verder geldt de voorwaardelijke verplichting dat de beplanting moet worden aangebracht als omschreven in het in bijlage 2 opgenomen landschappelijk inpassingsplan. Daarin is de groenzone die moet worden aangebracht ingetekend en zijn voorwaarden gesteld aan de boom- en struiklaag die moet worden aangebracht en in stand gehouden. Gelet hierop twijfelt de voorzieningenrechter er niet aan dat het plan voorziet in een afdoende waarborg voor de landschappelijke inpassing.
Het betoog slaagt niet.
Horeca
8. De stichting en anderen hebben bezwaren over de horeca-mogelijkheden die het plan biedt. Volgens hen voorziet het plan in een verruiming van de horecamogelijkheden op de bedrijfslocatie. Daarbij wijzen zij er met name op dat de aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca in de weekenden een verruimde openingstijd heeft gekregen van 02.00 uur.
8.1. Op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2008", dat de raad van de gemeente Boarnsterhim op 10 maart 2009 heeft vastgesteld, kende de bedrijfslocatie de bestemming "Recreatie- en horecabedrijven". Ook waren aan delen van die locatie de aanduidingen "zeilschool" en "kampeerterrein" toegekend. Ingevolge de regels van dat bestemmingsplan was ter plaatse een zeilschool, groepsaccomodatie en aan deze functie ondergeschikte horeca toegestaan. Verder waren op de bedrijfslocatie ten hoogste 15 kampeermiddelen en zes stacaravans toegestaan.
8.2. Op grond van het voorliggende plan is ‘ondergeschikte horeca’ toegestaan binnen de aanduiding "Horeca", die is toegekend aan de bebouwing aan de zuidzijde van de bedrijfslocatie. Voor dit gebruik zijn regels gesteld in de artikelen 3.5.2 en 3.5.3 van de planregels. Deze regels zien op het ten gehore brengen van versterkte muziek, de sluitingstijden en bevatten daarnaast geluidsnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) op de gevels van de woningen met de adressen Pean 3, Pean 7, Pean 9 en Birstum 10. Deze normen bedragen 40 dB(A) gedurende de dagperiode (07.00 - 19.00 uur), 35 dB(A) gedurende de avondperiode (19.00 - 23.00 uur) en 30 dB(A) in de nachtperiode (23.00 - 07.00 uur).
8.3. De bezwaren van de stichting en anderen richten zich in de eerste plaats op de in de regels van het plan (artikel 1.30) gehanteerde definitie van het begrip ‘ondergeschikte horeca’. Volgens hen laat deze definitie ruimte voor het organiseren van (externe) feesten, partijen en bruiloften op de bedrijfslocatie van de zeilschool. Zij stellen dat dit al vaste praktijk is op de zeilschool en dat hierdoor ook veel overlast optreedt.
8.4. De voorzieningenrechter begrijpt uit de definitieomschrijving van ‘ondergeschikte horeca’ in artikel 1.30 van de planregels dat de in het plan voor "horeca" aangewezen bedrijfsbebouwing mag worden gebruikt voor aan de bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie ondergeschikte horeca. De faciliteiten mogen niet zelfstandig worden verhuurd of beschikbaar gesteld aan derden voor feesten, partijen, bruiloften en daarmee vergelijkbare activiteiten. Naar wat de raad hier op de zitting over heeft verklaard, is het echter wel mogelijk om festiviteiten te organiseren wanneer deze zijn gekoppeld aan de hoofdfunctie van de zeilschool voor verblijfsrecreatie. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog niet in waarom deze uitleg van artikel 1.30 van de planregels niet kan worden gevolgd. Deze vorm van ondergeschikte horeca acht de raad ook aanvaardbaar. In de plantoelichting staat dat er vanwege de mogelijkheden die het plan biedt voor horeca onderzoek is gedaan naar de gevolgen op de omgeving vanwege geluidhinder. Hiervoor zijn twee onderzoeken verricht: (1) het rapport van FUMO van 2 oktober 2024 naar de geluiduitstraling van de bedrijfsvoering voor het muziekgeluid (hierna: het FUMO-rapport) en (2) het rapport van Antea 24 februari 2025 over de overige geluidimpact vanwege het gebruik van de groepsaccomodaties, het gebruik van de bijbehorende terrassen en het rijden van auto’s (hierna: het rapport van Antea).
8.5. Uit het rapport van FUMO volgt voor het muziekgeluid dat hiervoor normen van 40 dB(A) in de dag-, 35 dB(A) in de avond- en 30 dB(A) in de nachtperiode zijn gehanteerd. Uit de berekeningen blijkt dat de Birstum 10 de maatgevende reguliere woning is en dat er een geluidniveau optreedt van 27 dB(A). Ter plaatse van de maatgevende recreatiewoning Pean 9 bedraagt de geluidbelasting eveneens 27 dB(A). Dit zijn de immissie niveaus zonder toepassing van muziektoeslag. Beide locaties ondervinden een geluidniveau lager dan 30 dB(A) in de nachtperiode. Het toepassen van de muziektoeslag is als worst-case aan te merken. Op basis van ervaring kan worden gesteld dat bij niveaus onder 30 dB(A) de herkenbaarheid van muziek vaak niet meer aan de orde is. Met de berekende geluidniveaus aan de buitenzijde van de gevels van 27 dB(A), is ook het regulier toelaatbare binnenniveau van 25 dB(A) gewaarborgd.
8.6. Uit het rapport van Antea volgt over hinder vanwege stemgeluid en indirecte hinder (autoverkeer) dat wordt aangesloten bij het geluidkader dat door FUMO is gehanteerd. FUMO heeft vastgesteld dat de geluidbelasting tijdens de maatgevende nachtperiode ten hoogste 27 dB(A) bedraagt op de toetspunten van Pean 9, Pean 3 en Birstum 10 als gevolg van muziekuitstraling. Om te voorkomen dat de toetswaarde van 30 dB(A) voor de nachtperiode wordt overschreden, mag de geluidbelasting door terrasgeluid niet meer dan 27 dB(A) bedragen op deze locaties. Uit de rekenresultaten blijkt dat geluidbijdrage van terrasgeluid ten hoogste 23 dB(A) op Pean 9, 22 dB(A) op Pean 3 en 22 dB(A) op Birstum 10 bedraagt. Dit zou betekenen dat de totale geluidbijdrage van muziekgeluid en terrasgeluid ca. 28 dB(A) zal bedragen, waarmee de toetswaarde van 30 dB(A) voor de nachtperiode niet wordt overschreden.
8.7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een recreatiewoning, hoewel dat geen geluidgevoelig gebouw is in de zin van de Wet geluidhinder, kan worden aangemerkt als een object dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening bescherming tegen geluidhinder behoeft, nu hier regelmatig mensen zullen verblijven en waar blootstelling aan geluid kan leiden tot hinder. De raad dient dan ook te beoordelen of in het kader van een goede ruimtelijke ordening een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd bij de voorziene recreatiewoningen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:216, onder 6.8). 8.8. In wat de stichting en anderen hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter voorhands niet dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat de in het plan toegestane gebruiksmogelijkheden voor ondergeschikte horeca van dien aard zijn, dat deze, gelet op de gestelde beperkingen daaraan en de conclusies uit de akoestische onderzoeken, niet in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter de afstand van de recreatiewoningen van verzoekers tot de bedrijfslocatie en dat de raad beperkingen heeft gesteld aan het gebruik van de bedrijfslocatie voor ondergeschikte horeca, doordat dit alleen is toegestaan in de bebouwing en op de terrassen aan de zuidzijde van de bedrijfslocatie. Ook geldt dat er specifieke geluidsnormen zijn vastgesteld op de gevels van de dichtst bij het plangebied aanwezige recreatiewoningen, en dat uit de onderzoeken van Antea en FUMO volgt dat aan die normen kan worden voldaan. In wat de stichting en anderen naar voren hebben gebracht over de akoestische onderzoeken ziet de voorzieningenrechter ook niet dat die rapporten berusten op zulke leemten in kennis en/of gebreken dat de raad zich daar bij de vaststelling van het plan niet op heeft kunnen baseren.
Het betoog slaagt niet.
Ecologie
9. De stichting en anderen hebben bezwaren over de gevolgen van het plan voor weidevogels, vleermuizen en andere soorten, met name als gevolg van geluid- en lichthinder. Daarbij wijzen zij erop dat de bedrijfslocatie nabij een weidevogelkansgebied ligt.
9.1. Vooropgesteld wordt dat het plangebied grenst aan een "weidevogelkansgebied" als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Verordening Romte Fryslan 2014, geconsolideerde versie 2021 (hierna: de Verordening Romte). Gelet op het bepaalde in artikel 7.2.2 daarvan moet een ruimtelijk plan dat ziet op of grenst aan een als weidevogelkansgebied aangewezen gebied voorzien in een regeling waarmee voldoende openheid en rust van die gebieden wordt gehandhaafd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die verstorend werken op de rust en openheid zijn alleen toegestaan wanneer die voldoen aan artikel 7.2.4 van de Verordening Romte.
9.2. In de plantoelichting is ingegaan op de gevolgen van het plan voor de flora en de fauna. Daarbij is ook ingegaan op de gevolgen voor het weidevogelkansgebied. Hierover staat dat in de plantoelichting dat de locaties voor de nieuwe bedrijfswoning en de twaalf recreatiewoningen achter een aantal bomenrijen liggen, waardoor het terrein in de bestaande situatie al wordt afgeschermd van het weidevogelleefgebied. Daarnaast geldt voor opgaande begroeiing dat bij de bepaling van de verstoringsafstand voor weidevogels in beginsel een verstoringsafstand van 200 m kan worden gehanteerd. Dit volgt uit de toelichting bij de Verordening Romte. Door de toevoeging van twaalf nieuwe recreatiechalets binnen de huidige bomenrijen, zal er geen toenemend verstorend effect optreden op het weidevogelkansgebied.
9.3. De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde geen aanknopingspunt voor de conclusie dat het plan in strijd moet worden geacht met het bepaalde in artikel 7.2.2 van de Verordening Romte. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat het plan ziet op een locatie waar in de bestaande situatie al sprake is van bebouwing die is aangewezen voor verblijfsrecreatieve voorzieningen en voor horeca. Ook is er een afschermende bomenrij aanwezig waardoor de bedrijfslocatie wordt afgeschermd van het weidevogelkansgebied. In wat is aangevoerd ziet de voorzieningenrechter dan ook niet dat in het plan onvoldoende rekening is gehouden met eventuele negatieve effecten voor het weidevogelkansgebied.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure uiteindelijk geen stand zal houden. Gelet op de belangen van de stichting en anderen bestaat ook geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Daarbij geldt dat het belang van de stichting en anderen er in de eerste in de eerste plaats in is gelegen dat zij willen voorkomen dat hangende de beroepsprocedure over het bestemmingsplan omgevingsvergunningen voor de bouw van de recreatiechalets kunnen worden verleend. Het bestemmingsplan geldt immers als het juridisch kader voor deze vergunningen en een latere vernietiging daarvan zou gelet op de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie niet meer af kunnen doen aan de al verleende vergunningen. In het aangevoerde ziet de voorzieningenrechter echter geen aanleiding voor de verwachting dat de raad de recreatiechalets niet redelijkerwijs in het plan heeft kunnen toestaan. Daarom bestaat in zoverre dan ook geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen. De belangen van de stichting en anderen zijn er verder in gelegen om gevrijwaard te blijven van een verdere aantasting van hun woon- en leefklimaat en van een verdere aantasting van de waarden van het gebied rond de Botmar. De voorzieningenrechter is er op basis van het aangevoerde echter niet van overtuigd dat de aantasting van het woon- en leefklimaat en van de waarden van het gebied rond de Botmar als gevolg van het plan zodanig zal zijn, dat dit de schorsing van het bestemmingsplan rechtvaardigt. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
11. Het verzoek wordt afgewezen.
12. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Sommer, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Sommer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2025
901
Bijlage
Besluit omgevingsrecht
Artikel 3, aanhef en onderdeel 2, onder a en b, van bijlage II
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
[…]
2. een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m, en
b. de oppervlakte niet meer dan 70 m 2 ;
Verordening Romte 2014, geconsolideerde versie 2021
Artikel 7.2.2
Een ruimtelijk plan voor landelijk gebied dat betrekking heeft op gronden die gelegen zijn in of grenzen aan gebieden die op de kaart Weidevogelbieden zijn aangewezen als weidevogelkansgebieden of weidevogelparels, voorziet in een regeling waarmee voldoende openheid en rust van die gebieden wordt gehandhaafd, met dien verstande dat de agrarische productiefunctie inclusief de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven zijn toegestaan.
Artikel 7.2.4
Van artikel 7.2.1 en artikel 7.2.2 kan worden afgeweken voor een noodzakelijke ruimtelijke ingreep van openbaar belang, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. de natuurwaarden worden afgewogen ten opzichte van de ruimtelijke ingreep;
b. schade aan natuurwaarden door mitigerende maatregelen wordt zoveel beperkt als fysiek-ruimtelijk en wat betreft uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling redelijkerwijs mogelijk is;
c. indien sprake is van een natuurgebied als bedoeld in artikel 7.2.1, wordt resterende schade aan natuurwaarden zoveel gecompenseerd als fysiekruimtelijk en wat betreft uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling redelijkerwijs mogelijk is;
d. indien sprake is van het verloren gaan van gebied groter dan 0,5 ha dat vanwege rust en openheid voor weidevogels geschikt is als bedoeld in artikel 7.2.2, wordt dit financieel gecompenseerd door storting van een bedrag in een weidevogelfonds, volgens door Gedeputeerde Staten vast te stellen regels. De plantoelichting dient te verantwoorden op welke wijze financiële compensatie is geborgd.
De regels van het bestemmingsplan "Nes - Pean 1"
Artikel 1.30 (ondergeschikte horeca)
een horecabedrijf en/of -inrichting:
- die ondergeschikt is aan de bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie (hoofdfunctie);
- die dientengevolge niet zelfstandig mag worden verhuurd of beschikbaar worden gesteld aan derden voor feesten, partijen, bruiloften en daarmee vergelijkbare activiteiten ;
- die uitsluitend toegankelijk is via de bedrijfsgebouwen van de hoofdfunctie;
- de openingstijden van de horeca-activiteit apart zijn geregeld en afwijken van de openingstijden van de hoofdfunctie;
- waarbij aan of bij de openbare weg of langs het openbaar vaarwater niet uit aanduidingen valt op te maken dat in de inrichting etenswaren en dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;
- waarbij activiteiten alleen zijn toegestaan als deze gekoppeld zijn aan de bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie;
- waarvoor geen reclame voor het horecagedeelte mag worden gemaakt;
- waarvan een buitenterras niet rechtstreeks vanaf de openbare weg zichtbaar en toegankelijk is.
Artikel 3.2.2
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
a. een recreatiewoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd dat is aangeduid met 'recreatiewoning';
b. per bouwvlak mag 1 recreatiewoning worden gebouwd;
c. de recreatiewoningen worden gebouwd in één bouwlaag met of zonder kap;
d. de oppervlakte van recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte gen zoals die is bepaald in bijlage 1 bij deze regels;
e. de goot- en bouwhoogte van recreatiewoningen mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte zoals die zijn bepaald in bijlage 1 bij deze regels;
f. aangebouwde terrassen en overkappingen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak dat is aangeduid met 'recreatiewoning'.
Artikel 3.5.1
a. Het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken is slechts toegestaan indien de landschappelijke inpassing op de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding "groen":
1. is gerealiseerd en in stand wordt gehouden in overeenstemming met het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 behorende bij de regels van het bestemmingsplan;
2. binnen 6 maanden na de verlening van de benodigde omgevingsvergunning, of indien geen vergunningplicht meer geldt, binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is gerealiseerd;
b. Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak dat is aangeduid met 'bedrijfswoning' en naderhand in gebruik wordt genomen, als wordt voldaan aan het gestelde in 3.5.1 onder a.