ECLI:NL:RVS:2025:4920

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
202405777/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 4 september 2024, waarin het beroep van de appellant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf gegrond werd verklaard. De rechtbank had bepaald dat de minister van Asiel en Migratie binnen acht weken een besluit moest nemen en binnen twintig weken als er nader onderzoek nodig was. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, was het niet eens met deze termijn en heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte een termijn van acht weken heeft opgelegd. De Afdeling oordeelt dat, wanneer de minister beschikt over een volledig dossier, een beslistermijn van vier weken redelijk is. Indien de minister gelegenheid tot herstel van verzuimen of nader onderzoek aanbiedt, kan een langere termijn gerechtvaardigd zijn. In dit geval heeft de minister niet aangegeven dat er sprake is van een onvolledig dossier, waardoor de Afdeling de grief van de appellant gegrond verklaart.

De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze de minister heeft opgedragen om binnen acht weken een besluit bekend te maken. De Afdeling vervangt deze termijn door een nadere termijn van vier weken na verzending van de uitspraak van de rechtbank, met de mogelijkheid van acht weken als de minister gelegenheid tot herstel van verzuimen aanbiedt, zestien weken als er nader onderzoek nodig is, en twintig weken als zowel herstel als nader onderzoek aan de orde is. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die op € 907,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202405777/1/V1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 4 september 2024 in zaak nr. 24/11327 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.
Bij uitspraak van 4 september 2024 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekendmaakt en binnen twintig weken als zij nader onderzoek aanbiedt.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, advocaat in Bussum, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Appellant klaagt in zijn grief terecht over het oordeel van de rechtbank dat het in dit geval passend is om te bepalen dat de minister binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit neemt en binnen twintig weken als zij nader onderzoek aanbiedt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2643, onder 4.4 en 4.5, volgt dat, als de minister een besluit kan nemen omdat zij beschikt over een volledig dossier, de Afdeling in beginsel een beslistermijn van vier weken redelijk acht. Als de minister gelegenheid tot herstel van verzuimen en/of nader onderzoek aanbiedt, acht de Afdeling een getrapte termijn redelijk. De rechter kan een andere beslistermijn bepalen, als de individuele omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, acht de Afdeling in dit geval een beslistermijn van vier weken redelijk, tenzij de minister herstel van verzuimen en/of nader onderzoek aanbiedt. De minister heeft immers niet aangevoerd over een onvolledig dossier te beschikken. De grief slaagt daarom.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover zij de minister heeft opgedragen om binnen acht weken alsnog een besluit bekend te maken en binnen twintig weken als zij nader onderzoek aanbiedt. De Afdeling zal dit vervangen door een nadere termijn van vier weken na de dag van verzending van de uitspraak van de rechtbank, door acht weken als de minister gelegenheid tot herstel van verzuimen aanbiedt, door zestien weken als zij nader onderzoek aanbiedt en door twintig weken als zij zowel gelegenheid tot herstel van verzuimen als nader onderzoek aanbiedt. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 4 september 2024 in zaak nr. 24/11327, voor zover zij de minister van Asiel en Migratie heeft opgedragen om binnen acht weken alsnog een besluit bekend te maken en binnen twintig weken als zij nader onderzoek aanbiedt;
III.      vervangt de termijn in die uitspraak door vier weken na verzending van die uitspraak, door acht weken als de minister van Asiel en Migratie gelegenheid tot herstel van verzuimen aanbiedt, door zestien weken als zij nader onderzoek aanbiedt en door twintig weken als zij zowel gelegenheid tot herstel van verzuimen als nader onderzoek aanbiedt;
IV.     veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025
1028