ECLI:NL:RVS:2025:4879

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
BRS.25.001387
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 24 september 2025. De rechtbank had de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, nadat de minister van Asiel en Migratie op 28 augustus 2025 had besloten hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat tegen de uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep kan worden ingesteld, maar dat belanghebbenden en het bestuursorgaan verzet kunnen doen bij de bestuursrechter. De Afdeling heeft geoordeeld dat de argumenten van appellanten in hoger beroep geen aanleiding geven om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken in het geval van een onterecht proces, wat in deze zaak niet aan de orde is.

De Afdeling heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft het hogerberoepschrift van appellanten doorgestuurd naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, voor verdere behandeling als verzetschrift. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K. Veen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.

Uitspraak

BRS.25.001387
Datum uitspraak: 14 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant 1] en [appellant 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 24 september 2025 in zaken nrs. NL25.41551 en NL25.41549 in het geding tussen:
[appellanten]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 28 augustus 2025 heeft de minister aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 24 september 2025 heeft de rechtbank de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, advocaat in Made, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan daarom geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb). Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen daartegen wel verzet doen bij de bestuursrechter, in dit geval de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg (artikel 8:55, eerste lid, van de Awb).
2.        Wat appellanten in hoger beroep aanvoeren, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich in deze zaak niet voor. Dat de rechtbank een onjuiste rechtsmiddelenclausule heeft opgenomen, maakt dit niet anders. Een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting kan geen recht van hoger beroep in afwijking van wettelijke bepalingen doen ontstaan. Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2353, onder 2.
3.        De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De Afdeling zal het hogerberoepschrift van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank doorsturen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, voor verdere behandeling als verzetschrift (artikel 6:15 van de Awb).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K. Veen, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Veen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025
986