ECLI:NL:RVS:2025:4861
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die in bewaring was gesteld door de minister van Asiel en Migratie. Het besluit tot bewaring dateert van 24 juli 2025. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 26 augustus 2025 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft overwogen dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft terecht geklaagd dat de rechtbank de bewaring ambtshalve niet heeft getoetst. Echter, deze grief leidt niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat de Afdeling geen reden ziet om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025.