ECLI:NL:RVS:2025:4844
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit tot overplaatsing naar Handhavings- en Toezichtlocatie en vrijheidsbeperkende maatregel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 3 januari 2025 de beroepen van de appellant tegen besluiten van het COa en de minister van Asiel en Migratie ongegrond heeft verklaard. De appellant was overgeplaatst naar de Handhavings- en Toezichtlocatie in Hoogeveen en kreeg een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van het COa en de minister rechtmatig waren. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, omdat hiertegen geen hoger beroep mogelijk is volgens de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling oordeelde dat er geen reden was om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake was van een eerlijk proces.
Wat betreft het hoger beroep tegen de overplaatsing naar de Handhavings- en Toezichtlocatie, oordeelde de Afdeling dat dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De grieven van de appellant bevatten geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister en het COa geen proceskosten hoeven te vergoeden.