202505179/2/A2
Datum uitspraak: 25 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op het verzoek van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Openbare zitting gehouden op 25 september 2025 om 14:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems, voorzitter
Staatsraad mr. G.T.J.M. Jurgens, lid
Staatsraad mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid
griffier: mr. R.J.A. Meerman
Verschenen:
[verzoeker]
Staatsraad mr. E.J. Daalder
====================================
Procesverloop
Tijdens de zitting in zaak nr. 202505179/1/A2 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraden mr. E.J. Daalder, mr. N. Verheij en mr. V.V. van Essenburg, als voorzitter en leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van die zaak.
[verzoeker] heeft twee stukken met zijn wrakingsgronden ingediend.
De staatsraden hebben niet in de wraking berust.
Dictum
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek om wraking af.
Gronden
• [verzoeker] heeft twee wrakingsgronden ingediend.
• De eerste wrakingsgrond is dat staatsraad Daalder plaatsvervangend voorzitter is van het Centraal Tuchtcollege, terwijl ook mr. Z.J. Oosting sinds 2024 als voorzitter aan het Centraal Tuchtcollege verbonden is. [verzoeker] heeft in het verleden verschillende keren aangifte gedaan tegen Oosting wegens haar ambtelijke verantwoordelijkheid voor misstanden die betrekking hebben op personen uit de nabije kring van [verzoeker]. Over deze misstanden en de betrokkenheid van Oosting hierbij is sprake van breed ambtelijk crimineel stilzwijgen, aldus [verzoeker].
• Dat sprake is van een functionele relatie tussen Oosting en staatsraad Daalder in zijn nevenfunctie, is naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende om tot het oordeel te komen dat staatsraad Daalder in deze zaak niet de vereiste rechtelijke onpartijdigheid heeft of dat schijn van vooringenomenheid bestaat. Staatsraden worden uit hoofde van hun aanstelling verondersteld onpartijdig te zijn. Het is aan verzoeker om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen. De enkele functionele relatie in zijn nevenfunctie bij het Centraal Tuchtcollege is niet zo’n bijzondere omstandigheid. [verzoeker] heeft niet nader geconcretiseerd dat of waarom staatsraad Daalder door deze functionele relatie niet meer zonder vooringenomenheid zou kunnen oordelen. Het is de wrakingskamer niet gebleken dat er enige relatie bestaat tussen Oosting en hetgeen voorligt in zaak nr. 202505179/1/A2. Er is ook geen grond voor een schijn van vooringenomenheid.
• De tweede wrakingsgrond is dat staatsraden Daalder, Verheij en Van Essenburg geen gehoor hebben gegeven aan het verzoek van [verzoeker] om zijn beroepschrift door te sturen naar alle fractievoorzitters van de Tweede Kamer. Desgevraagd heeft [verzoeker] toegelicht dat hij met zijn verzoek om het doorsturen van zijn beroepschrift naar de fractievoorzitters van de Tweede Kamer heeft willen bereiken dat de Afdeling die fractievoorzitters als partij in de procedure betrekt. Staatsraden Daalder, Verheij en Van Essenburg hebben te kennen gegeven dat verzoek ook zo te hebben opgevat en dat zij daarvoor nog geen aanleiding hebben gezien en dat dat mogelijk nog anders zou kunnen zijn als de behandeling ter zitting daartoe aanleiding geeft.
• De wrakingskamer stelt vast dat de beslissing van staatsraden Daalder, Verheij en Van Essenburg om vooralsnog af te zien van het betrekken van de fractievoorzitters als partij in de procedure een procesbeslissing is van de zittingskamer die over de zaak oordeelt. In de wrakingsprocedure wordt niet beoordeeld of procedurele beslissingen juist zijn. Daar is het middel van wraking niet voor bedoeld. Procedurele beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, als deze op zich of in samenhang bezien, of in samenhang met het verdere handelen van de staatsraden, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor (de schijn van) vooringenomenheid. Dergelijke zwaarwegende aanwijzingen zijn er niet. [verzoeker] heeft met zijn betoog dat de staatsraden met deze procesbeslissing meedoen aan het door hem genoemde ambtelijk crimineel stilzwijgen geen enkel concreet of objectief aanknopingspunt aangereikt.
w.g. Willems
voorzitter
w.g. Meerman
griffier
960