ECLI:NL:RVS:2025:464

Raad van State

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
202306712/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunningen en inreisverbod

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 september 2023 hun beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. G. Jairam, hadden eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd op 20 maart 2020 ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Tevens werd hen opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en werd er een inreisverbod tegen appellant uitgevaardigd. De staatssecretaris verklaarde de bezwaren van de vreemdelingen tegen deze besluiten ongegrond op 26 november 2020.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minister deugdelijk had gemotiveerd dat er geen duurzame en exclusieve relatie was tussen appellant en de referent. Bovendien had appellant onjuiste gegevens verstrekt of gegevens achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202306712/1/V3.
Datum uitspraak: 10 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], tevens als wettelijk vertegenwoordiger van zijn kinderen [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 september 2023 in zaak nr. 20/9430, in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 20 maart 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en hun opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten (terugkeerbesluit), en heeft hij tegen appellant een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij besluit van 26 november 2020 heeft de staatssecretaris de daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. G. Jairam, advocaat in Schiedam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is met name terecht tot haar oordeel gekomen dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is geweest van een duurzame en exclusieve relatie tussen appellant en de referent en dat appellant onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag van hem en zijn kinderen zouden hebben geleid.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Essenburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2025
18-1111