ECLI:NL:RVS:2025:464
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunningen en inreisverbod
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 september 2023 hun beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. G. Jairam, hadden eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd op 20 maart 2020 ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Tevens werd hen opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en werd er een inreisverbod tegen appellant uitgevaardigd. De staatssecretaris verklaarde de bezwaren van de vreemdelingen tegen deze besluiten ongegrond op 26 november 2020.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minister deugdelijk had gemotiveerd dat er geen duurzame en exclusieve relatie was tussen appellant en de referent. Bovendien had appellant onjuiste gegevens verstrekt of gegevens achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.