ECLI:NL:RVS:2025:4547

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
202307588/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake visserijpunten en procesbelang na schorsing

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], die als kapitein van een vaartuig zeven punten heeft gekregen voor het vissen zonder geldige vergunning op 17, 18 en 28 mei 2021. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft deze punten toegekend op basis van een ernstige inbreuk op het Europese Gemeenschappelijke Visserijbeleid. De staatssecretaris heeft aangevoerd dat de punten na drie jaar zijn geschrapt, omdat [appellant] sindsdien geen nieuwe inbreuken heeft begaan, en dat hij daarom geen procesbelang meer heeft. De rechtbank Noord-Holland heeft eerder de beroepen van [appellant] ongegrond verklaard, waarop hij hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant] betoogde dat hij belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep, omdat de geschrapte punten in de toekomst mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor zijn vismachtiging of aanvragen voor subsidies. De staatssecretaris heeft echter gesteld dat er geen regelingen zijn waarin vervallen punten tegengeworpen worden en dat [appellant] zijn standpunt niet met bewijs heeft onderbouwd.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat [appellant] geen actueel en reëel belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat de punten zijn geschrapt en hij geen schade heeft geleden. Daarom is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202307588/1/A2.
Datum uitspraak: 24 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], handelend onder de naam [palingvisserij], gevestigd in [plaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 3 november 2023 in zaken nrs. 22/6256 en 22/6257 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(nu: de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur).
Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2022 heeft de minister aan [appellant] als kapitein van vaartuig […] zeven punten toegekend voor het op 17, 18 en 28 mei 2021 vissen zonder geldige vergunning of machtiging.
Bij besluit van 14 juli 2022 heeft de minister aan [appellant] als houder van de visvergunning met nummer 124075, toegekend aan vaartuig [...], zeven punten toegekend voor het op 17, 18 en 28 mei 2021 vissen zonder geldige vergunning of machtiging.
Bij twee afzonderlijke besluiten van 3 november 2022 heeft de minister de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 november 2023 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 21 augustus 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. van der Burgt en S.L.C. Marbus, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Inleiding
2.       De minister heeft aan [appellant] zowel in zijn hoedanigheid van kapitein van vaartuig [...], als in zijn hoedanigheid van houder van de visvergunning met nummer 124075, toegekend aan vaartuig [...], punten toegekend voor het begaan van een ernstige inbreuk op het Europese Gemeenschappelijke Visserijbeleid. De minister heeft aan de toekenning van de in totaal veertien punten ten grondslag gelegd dat [appellant] op 17, 18 en 28 mei 2021 zonder geldige visvergunning met vissersboot [...] met staand want heeft gevist in het Brouwershavensche Gat.
Procesbelang
3.       De staatssecretaris heeft aangevoerd dat de toegekende punten na verloop van drie jaar zijn geschrapt, omdat [appellant] sinds de toekenning daarvan geen nieuwe ernstige inbreuk heeft begaan en dat hij daarom geen procesbelang meer heeft. Voordat de Afdeling toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil, beoordeelt zij of [appellant] belang heeft bij de behandeling van het hoger beroep.
3.1.    [appellant] betoogt dat hij belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep. Volgens hem is het in de visserij eerder gebeurd dat met terugwerkende kracht voorwaarden zijn gesteld om bestaande rechten te behouden of om in aanmerking te komen voor een regeling, zoals een saneringsregeling of een subsidie. [appellant] wijst daarbij op zijn vismachtiging zeebaars visserij vaste kieuwnetten kustwateren voor het visserijvaartuig [...] van 24 april 2017, waarin een eis werd gesteld van een referentieperiode in het verleden. Hij sluit bovendien niet uit dat hij op korte termijn mee zal moeten in een saneringsronde. Onlangs is een visser een miljoenensanering misgelopen omdat hem punten waren toegekend voor een relatief klein vergrijp. Hoewel de punten vervallen zijn, kunnen deze punten dus alsnog in een andere context een negatieve invloed hebben, aldus [appellant].
3.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404, onder 4.1), hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend (hoger) beroep alleen inhoudelijk te beoordelen, als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener met het ingestelde rechtsmiddel voor ogen staat, moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Met andere woorden, de indiener dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het (hoger) beroep.
3.3.    Uit het uittreksel van het Visserij Registratie en Informatie Systeem van 18 november 2024 dat de staatssecretaris in deze procedure heeft overgelegd, volgt dat de in totaal veertien punten die op 28 mei 2021 aan [appellant] zijn opgelegd, zijn geschrapt en dat het actuele aantal punten nul is. De staatssecretaris heeft dit op de zitting bij de Afdeling bevestigd. Omdat de punten zijn geschrapt, heeft [appellant] geen belang meer bij een uitspraak op het door hem ingediende hoger beroep. [appellant] heeft niet gesteld dat hij schade heeft geleden als gevolg van de toegekende punten. [appellant] heeft zijn standpunt dat de punten eventueel in de toekomst in zijn nadeel kunnen worden gebruikt, niet met stukken onderbouwd. Hij heeft ook niet op andere wijze, bijvoorbeeld met een verwijzing naar regelingen waarbij dit geldt, aannemelijk gemaakt dat de geschrapte punten een negatieve invloed kunnen hebben op de uitkomst van een mogelijk in te dienen aanvraag voor een subsidie of een saneringsregeling. Ook het voorbeeld van de visser die een miljoenensanering zou zijn misgelopen, heeft hij niet met stukken onderbouwd. Bovendien heeft [appellant] op de zitting toegelicht dat de punten van die visser niet waren geschrapt, zodat ook daarom geen betekenis toekomt aan dit voorbeeld. De staatssecretaris heeft op de zitting gesteld dat hem geen regelingen bekend zijn waarin vervallen punten worden tegengeworpen.
3.4.    [appellant] heeft er op de zitting op gewezen dat in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 een termijn van vijf jaar staat, die nog niet is verstreken. Dit leidt niet tot een ander oordeel. Zoals de staatssecretaris op de zitting heeft toegelicht, heeft deze bepaling geen betrekking op het toekennen van punten als bedoeld in artikel 92 van de Controleverordening, maar op de mogelijkheid van de staatssecretaris om een aanvullende sanctie bij ernstige inbreuken op te leggen. Dat heeft de staatssecretaris in het geval van [appellant] niet gedaan, zodat de termijn van vijf jaar die wordt genoemd in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 niet relevant is voor het aannemen van procesbelang.
Conclusie
4.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
5.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025
488-1067
BIJLAGE
WETTELIJK KADER
Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
Artikel 3
1. Van een vissersvaartuig wordt aangenomen dat het IOO-visserij heeft bedreven indien wordt aangetoond dat het, in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het gebied waar het die activiteiten heeft verricht:
a) heeft gevist zonder een geldige visvergunning of vismachtiging of een geldig visdocument, afgegeven door de vlaggenstaat of de betrokken kuststaat, […].
Artikel 42
1. Voor de doeleinden van deze verordening wordt onder „ernstige inbreuk" verstaan:
a) de activiteiten die op grond van de in artikel 3 bepaalde criteria worden beschouwd als IOO-visserij;
b) het verrichten van zakelijke activiteiten die rechtstreeks samenhangen met IOO-visserij, onder meer de handel in of de invoer van visserijproducten;
c) de vervalsing van documenten als bedoeld in deze verordening of het gebruik van dergelijke valse of ongeldige documenten.
2. De ernst van de inbreuk wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, op grond van de criteria omschreven in artikel 3, lid 2.
Artikel 44
1. De lidstaten zorgen ervoor dat een natuurlijke persoon die een ernstige inbreuk heeft gepleegd, of een rechtspersoon die aansprakelijk is voor een ernstige inbreuk, kan worden gestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties.
2. De lidstaten leggen een maximumstraf op van ten minste vijf keer de waarde van de visserijproducten die door het plegen van de ernstige inbreuk zijn verkregen.
Bij herhaling van een ernstige inbreuk binnen een periode van 5 jaar leggen de lidstaten een maximumstraf op van ten minste acht keer de waarde van de visserijproducten die door het plegen van de ernstige inbreuk zijn verkregen.
Bij het opleggen van deze straffen houden de lidstaten tevens rekening met de waarde van de schade die is berokkend aan de betrokken visbestanden en het betrokken mariene milieu.
Controleverordening
Artikel 92
1. De lidstaten passen op ernstige inbreuken zoals bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 een puntensysteem toe op basis waarvan de houder van een visvergunning voor een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal punten krijgt.
2. Wanneer een natuurlijke persoon een ernstige inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft begaan of een rechtspersoon aansprakelijk wordt geacht voor een dergelijke inbreuk, wordt een passend aantal punten aan de houder van de visvergunning gegeven. Wanneer het vaartuig na de datum waarop de inbreuk is begaan, wordt verkocht, overgedragen of anderszins van eigenaar veranderd, worden de gegeven punten overdragen op de toekomstige houder van de visvergunning voor het betrokken vaartuig. De houder van de visvergunning heeft het recht om beroep in te stellen overeenkomstig het nationale recht.
3. Wanneer het totale aantal punten gelijk is aan of meer bedraagt dan een bepaald aantal punten, wordt de visvergunning automatisch geschorst voor een periode van ten minste twee maanden. Dit wordt vier maanden als de visvergunning voor een tweede keer wordt geschorst, acht maanden als de visvergunning voor een derde keer wordt geschorst, en één jaar als de visvergunning een vierde maal wordt geschorst omdat de vergunninghouder het aantal punten krijgt dat tot die schorsing leidt. Wanneer de houder dit aantal punten een vijfde maal krijgt toegekend, wordt de visvergunning definitief ingetrokken.
4. Indien de houder van een visvergunning binnen drie jaar vanaf de datum van de laatste ernstige inbreuk geen nieuwe ernstige inbreuk begaat, worden alle punten op de visvergunning geschrapt.
5. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 119 bedoelde procedure.
6. De lidstaten voorzien eveneens in een puntensysteem op basis waarvan aan de kapitein van een vaartuig als gevolg van een door hem begane ernstige inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal punten wordt gegeven.