202405179/1/A3.
Datum uitspraak: 24 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], handelend onder de naam AKL Advocatuur, gevestigd in Schiedam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 juli 2024 in zaak nr. 23/2152 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Commissie Werkelijke Schade (hierna: de Commissie).
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2022 heeft de Commissie een verzoek van [appellante] om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo) afgewezen.
Bij besluit van 27 februari 2023 heeft de Commissie het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Commissie heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 10 februari 2025, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.E.F. Elias, advocaat in Amsterdam, en mr. S. El Kaddouri, advocaat in Schiedam, en de Commissie, vertegenwoordigd door mr. J.L. Zijlma en mr. V.M.S. Verschoor, advocaten in Den Haag, zijn verschenen. Verder is aan de kant van de Commissie mr. A.W.E.S. van Duyneveldt-Franken verschenen.
Overwegingen
1. Bij e-mailbericht van 18 oktober 2022 heeft [appellante] de Commissie verzocht om openbaarmaking op grond van de Woo van, voor zover hier van belang, alle door de Commissie aan de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) uitgebrachte adviezen.
2. [appellante] betoogt onder meer dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Commissie openbaarmaking van alle adviezen met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo, mocht weigeren. Hierbij voert zij aan dat de rechtbank heeft miskend dat het mogelijk moet zijn om de adviezen openbaar te maken met weglakking van informatie die de adviezen tot individuele ouders herleidbaar maakt. Het is volgens haar in dat geval heel moeilijk om de informatie in de adviezen te herleiden tot individuele ouders omdat het steeds om vergelijkbare informatie gaat en de Commissie bij de motivering van de adviezen gebruik maakt van voorbeelden en bouwstenen. Zij wijst er hierbij ook op dat adviezen van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen over bezwaren tegen besluiten van de UHT wel openbaar worden gemaakt en dat informatie over individuele ouders bijvoorbeeld ook via rechterlijke uitspraken openbaar kan worden. Als er in een specifiek geval ondanks het weglakken van informatie toch sprake is van herleidbaarheid, zou de Commissie openbaarmaking in dat specifieke geval kunnen weigeren. Verder voert zij aan dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd is meegegaan met het standpunt van de Commissie dat bij weglakking van informatie in de adviezen geen relevante informatie meer overblijft. Hierbij wijst zij op twee door haar gelakte, met instemming van de betrokken ouders in deze procedure ingebrachte adviezen. Daarin is volgens haar ondanks het weglakken nog voldoende relevante informatie te lezen. [appellante] voert verder aan dat openbaarmaking van de adviezen van groot maatschappelijk belang is met het oog op het controleren van de werkwijze van de Commissie en het verkrijgen van inzicht in het door de Commissie gehanteerde beoordelingskader.
2.1. Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo, luidt, voor zover hier van belang:
"Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen […] de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer[.]"
2.2. De Commissie heeft op verzoek van de Afdeling tien ongelakte, volgens haar representatieve adviezen overgelegd. Ingevolge artikel 8:29, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, neemt alleen de Afdeling kennis van deze stukken.
2.3. Na kennis te hebben genomen van de ongelakte adviezen is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de Commissie met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo, mocht weigeren alle adviezen openbaar te maken. De adviezen bevatten gedetailleerde informatie over de levens van door de toeslagenaffaire gedupeerde ouders. De ouders hebben deze informatie vertrouwelijk aan de Commissie verstrekt met het oog op verkrijging van aanvullende schadevergoeding van de UHT. De Afdeling acht aannemelijk dat deze informatie zonder onevenredige inspanning tot hen kan worden herleid, in ieder geval door personen die dichtbij de betrokken ouders staan of stonden en dus al op de hoogte zijn van details uit hun levens. Dat in de adviezen steeds vergelijkbare informatie staat, doet hieraan gelet op de gedetailleerdheid van de informatie niet af. Dat informatie over de ouders op andere wijze openbaar is geworden of kan worden, maakt de herleidbaarheid van de informatie in de adviezen niet minder. Het weglakken van de vele details die aan herleidbaarheid bijdragen, zou naar het oordeel van de Afdeling verder documenten opleveren die geen zinvolle informatie meer bevatten. De door haar gelakte adviezen die [appellante] heeft ingebracht, doen hieraan niet af, omdat daarin naar het oordeel van de Afdeling veel details die aan herleidbaarheid bijdragen ongelakt zijn gebleven. De Commissie kon zich verder redelijkerwijs op het standpunt stellen dat het belang van het openbaar maken van informatie niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ouders. Daarbij is mede van belang dat het gaat om zeer persoonlijke informatie, die door de betreffende personen in een kwetsbare positie in vertrouwen is verstrekt. Het belang van openbaarheid is in deze belangenafweging een algemeen belang. Het enkele feit dat mogelijk bepaalde individuele personen belang bij openbaarmaking van de adviezen hebben, leidt er naar het oordeel van de Afdeling niet toe dat de afweging anders had moeten uitvallen.
Het betoog slaagt niet.
3. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het beroep terecht ongegrond verklaard. Het betoog van [appellante] dat de rechtbank ten onrechte uitspraak heeft gedaan zonder dat zij kennis heeft genomen van ongelakte adviezen, leidt daarom niet tot vernietiging van de uitspraak.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
5. De Commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Hartsuiker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025
620