ECLI:NL:RVS:2025:452
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bewaring vreemdeling door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 31 december 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de bewaring door de minister van Asiel en Migratie ongegrond heeft verklaard. De minister had de vreemdeling op 14 december 2024 in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. El Assrouti, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht en op goede gronden geoordeeld. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en ziet geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 februari 2025.