ECLI:NL:RVS:2025:4456

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
202406002/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft betrokkene beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 5 september 2024, verklaarde het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal, heeft hoger beroep ingesteld. Op 13 augustus 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie de aanvraag van betrokkene afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 februari 2025 zitting gehouden over beslistermijnen in asielzaken en heeft besloten de behandeling van het hoger beroep aan te houden in afwachting van een einduitspraak van het Hof van Justitie. Op 16 september 2025 heeft de Afdeling aan partijen laten weten dat het hoger beroep aanhoudt in afwachting van de uitkomst van de zittingszaken. Betrokkene heeft op 2 september 2025 laten weten dat hij het niet eens is met het besluit van 13 augustus 2025 en dat hij daartegen beroep heeft ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De Afdeling heeft besloten het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 13 augustus 2025 te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, omdat deze rechtbank is ingericht om asielbesluiten te toetsen. De Afdeling heeft de beslissing genomen om het beroep te verwijzen, zodat de rechtbank het beroep tegen het besluit kan toetsen en er hoger beroep openstaat tegen dat oordeel.

Uitspraak

202406002/2/V1.
Datum uitspraak: 18 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 5 september 2024 in zaak nr. NL24.22825 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, het daartegen door betrokkene ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft betrokkene, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal, advocaat in Heerenveen, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 13 augustus 2025 heeft de minister de aanvraag van betrokkene afgewezen.
Betrokkene heeft op verzoek van de Afdeling een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Op 4 februari 2025 heeft de Afdeling in zaken nrs. 20240074/1/V3 en 202400375/1/V3 zitting gehouden over de beslistermijn in asielzaken waarin eerst een onderzoek in het kader van de Dublinverordening heeft plaatsgevonden. Het hoger beroep in deze zaak valt onder de reikwijdte van de rechtsvragen die aan de orde zijn gekomen tijdens de genoemde zitting. De Afdeling heeft op 26 februari 2025 beslist om de behandeling van de zittingszaken aan te houden in afwachting van haar einduitspraak na het antwoord van het Hof van Justitie op de prejudiciële vragen die de Afdeling heeft gesteld op 8 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4125, bij het Hof bekend onder nr. C-662/23) en 10 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2829, bij het Hof bekend onder nr. C-489/24). De Afdeling heeft bij brief van 16 september 2025 aan partijen laten weten dat zij het hoger beroep van betrokkene in deze zaak aanhoudt in afwachting van de uitkomst van de zittingszaken.
2.       Het besluit van 13 augustus 2025 wordt, gelet op artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Betrokkene heeft bij bericht van 2 september 2025 laten weten dat hij het niet eens is met dat besluit, dat hij daartegen bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, beroep heeft ingesteld en dat hij daartegen beroepsgronden heeft gericht.
3.       De Afdeling ziet in dit geval aanleiding om het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 13 augustus 2025, krachtens artikel 6:20, vierde lid, van de Awb, te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De Afdeling acht het passend dat de rechtbank het beroep tegen dat besluit toetst en dat tegen dat oordeel hoger beroep openstaat. De rechtbank is er namelijk op ingericht om in eerste aanleg asielbesluiten te toetsen en zitting te houden in dit soort zaken. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de in afdeling 4 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000 neergelegde functie van de hogerberoepsrechter.
4.       De Afdeling verwijst het beroep naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verwijst het beroep tegen het besluit van 13 augustus 2025, V-[…], naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2025
1028