ECLI:NL:RVS:2025:4445
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 10 juni 2025 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de betrokkene. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 24 juni 2025 het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 september 2025 uitspraak gedaan. De minister kwam in haar enige grief terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat de grensdetentie te lang zou voortduren. De rechtbank had op het moment van haar uitspraak nog niet kunnen concluderen dat de grensdetentie onrechtmatig was, omdat de zitting in de asielzaak van de betrokkene gepland stond binnen dertien weken na de oplegging van de grensdetentie.
De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.