202306054/1/A3.
Datum uitspraak: 17 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Breeding Farm Snavelhof B.V. (hierna: Snavelhof), gevestigd in Veeningen, gemeente De Wolden,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 augustus 2023 in zaak nr. 22/1877 in het geding tussen:
Snavelhof
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe.
Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2021 heeft het college een aanvraag van Snavelhof voor het doden van de vos met behulp van een lichtbak afgewezen.
Bij besluit van 8 april 2022 heeft het college het door Snavelhof daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2023 heeft de rechtbank het door Snavelhof daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Snavelhof hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting van 28 mei 2025 behandeld, waar Snavelhof, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R.J. de Nekker, advocaat in Wolvega, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Smit, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Snavelhof is een bedrijf dat sinds 1994 (sier)vogels en ander kleinvee verhandelt, importeert en exporteert. Eén van de onderdelen van de bedrijfsvoering is het fokken van bijzondere dieren, zoals flamingo’s. Volgens Snavelhof wordt de levende have in het bedrijf met enige regelmaat aangevallen door onder andere vossen. Ondanks voorzorgsmaatregelen om de vos buiten het verblijf van de dieren te houden, dringt de vos toch binnen. Op 11 februari 2021 is een vos bij extreme sneeuwval het verblijf van de flamingo’s binnengedrongen, waarbij enkele flamingo’s zijn dood gebeten. Volgens Snavelhof is de schade inmiddels meer dan € 100.000,-, mede omdat de flamingo’s na de aanval niet meer durven te broeden.
1.1. Snavelhof wil bij het bestrijden van de vos deze in de nachtelijke uren gedurende alle seizoenen bejagen en daarbij gebruik maken van een lichtbak, waar de vossen aangetrokken door het licht op af komen en makkelijker af te schieten zijn. Daarom heeft Snavelhof het college verzocht om op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) een vergunning af te geven om de vos ’s nachts met behulp van een lichtbak te mogen afschieten. Ook heeft Snavelhof het college verzocht om een tegemoetkoming in de door haar geleden schade.
1.2. Het college heeft de aanvraag afgewezen. Volgens het college kan de vergunning alleen verleend worden als er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het afschieten van de vos. Het college stelt zich daarbij, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat het aan de eigenaar is om ervoor te zorgen dat een volledig geëlektrificeerd voswerend raster wordt geplaatst en dat de dieren, die zouden kunnen worden aangevallen, gedurende de nacht worden opgehokt. Ook stelt het college dat het niet onredelijk bezwarend is om de stroomdraden van een dergelijke geëlektrificeerd hekwerk sneeuwvrij te houden. Wat betreft de schade, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat Snavelhof deze had moeten melden bij BIJ12. De rechtbank heeft de besluitvorming van het college rechtmatig geacht.
Andere bevredigende oplossingen
2. Snavelhof betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de aanvraag op grond van artikel 3.8, eerste lid van de Wnb heeft mogen afwijzen. Volgens haar waren er ten tijde van de aanval geen andere bevredigende oplossingen om de vossen buiten te houden. Zij hokte de meeste dieren op, maar dit gaat niet bij flamingo’s. Zij had rondom haar 3 ha grote terrein hekken met schrikdraad en een stroomblok geplaatst, maar bij extreme sneeuwval functioneert dat niet en de sneeuw kon ook in redelijkheid niet tijdig rondom worden verwijderd, zodat het ongeval ondanks controles, de aanwezigheid van honden en vossenvallen heeft kunnen plaatsvinden, aldus Snavelhof.
2.1. Op grond van artikel 3.10 van de Wnb is het verboden om de vos opzettelijk te doden of te vangen. Van dit verbod kan het college op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb een ontheffing verlenen. Dat kan alleen als onder andere er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het doden van de vos, zo staat in artikel 3.8, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wnb.
2.2. Uit het dossier blijkt dat Snavelhof rondom onder meer het verblijf van de flamingo’s een hekwerk heeft geplaatst. In totaal is ongeveer 3 ha omheind. Volgens Snavelhof kunnen flamingo’s vanwege het natuurlijk gedrag niet worden opgehokt. Snavelhof heeft aan het hekwerk schrikdraad bevestigd. Ook lopen er ’s nachts honden ter bewaking van het terrein. De honden kunnen echter niet in het afgesloten gebied van de flamingo komen. Daarnaast zijn er vossenvallen geplaatst. Ondanks dat blijven de vossen binnendringen. Snavelhof heeft verder toegelicht dat bij de komst van slecht weer preventieve maatregelen worden genomen, zoals bijvoorbeeld meerdere controles, eventueel in de nacht, en direct ingrijpen bij noodweer.
2.3. Het college erkent dat Snavelhof geëlektrificeerd hekwerk heeft aangebracht rondom het bedrijf, maar stelt dat dit op het moment van de betreffende aanval niet goed was onderhouden. Het sneeuw- en begroeiingvrij houden van de hekken is volgens het college geen onevenredige belasting. Volgens het college zijn er dan ook andere bevredigende oplossingen zodat een vergunning niet verleend kan worden.
2.4. De Afdeling heeft eerder in de uitspraak van 6 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1006, geoordeeld dat de vraag of geen andere bevredigende oplossing bestaat moet worden afgezet tegen het doel van de ingreep. De Afdeling is van oordeel dat het college redelijkerwijs de aangevraagde vergunning heeft kunnen weigeren. Op de zitting is gebleken dat in alle jaren dat Snavelhof sinds 1994 haar bedrijf exploiteert, afgezien van de vossenaanval op 11 februari 2021, er slechts éénmaal eerder een vossenaanval heeft plaatsgevonden. De voswerende maatregelen zijn dan ook voldoende om de vos buiten te houden. Bovendien bestond ten tijde van de aanvraag de landelijke vrijstelling voor de vos, die inhield dat op de vos al zonder hulpmiddelen, dus zonder lichtbak, gejaagd mocht worden. Dat deed Snavelhof ook, zoals zij op de zitting verklaarde. In die omstandigheden is het naar het oordeel van de Afdeling voor Snavelhof niet onredelijk om bij zeer incidenteel optredend extreem weer aanvullende maatregelen te nemen, die er voor zorgen dat het hekwerk ook dan blijft functioneren. Snavelhof heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat van haar niet kon worden gevergd. Het college heeft daarom Snavelhof geen vergunning hoeven te geven voor het afschieten van de vos met gebruikmaking van een lichtbak. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen. 2.5. Het betoog slaagt niet.
Vergoeding van schade
3. Snavelhof betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college geen schadevergoeding hoefde te betalen. Direct na de vossenaanval stelt Snavelhof het idee te hebben gehad tijdig bij de juiste instantie de schade te hebben gemeld. Volgens haar heeft zij dat gedaan bij e-mailbericht van 11 februari 2021. Het was voor haar niet duidelijk dat de schade gemeld moest worden bij BIJ12. Zij mocht er op vertrouwen dat het college de schade zou afhandelen. Bovendien is de informatievoorziening van het college op dit punt gebrekkig. Het had op de weg van het college gelegen om haar op de hoogte te stellen van het vervolg. Dat het college heeft nagelaten te melden dat de schade moest worden gemeld bij BIJ12 kan haar niet worden tegengeworpen. De gevolgen van het handelen van het college zijn onevenredig. Zij komt daarom in aanmerking voor een schadevergoeding, aldus Snavelhof.
3.1. Op grond van artikel 6.1 van de Wnb verleent het college in voorkomende gevallen tegemoetkomingen in schade, aangericht door onder andere de vos. Op grond van artikel 3.24 van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe 2018 moet een aanvraag om tegemoetkoming in schade binnen zeven werkdagen nadat de schade is geconstateerd langs de elektronische weg worden ingediend bij BIJ12. Schade die niet binnen zeven werkdagen is gemeld, komt niet voor vergoeding in aanmerking.
3.2. Uit een e-mailbericht waarop het college op 16 februari 2021 heeft gereageerd en waarop Snavelhof in hoger beroep nogmaals heeft gewezen, blijkt dat zij contact met het college heeft gezocht om de vos met behulp van een lichtbak te mogen afschieten. Hieruit volgt niet dat Snavelhof binnen zeven dagen bij BIJ12 een verzoek om vergoeding van de schade heeft gedaan. Het college hoefde hier evenmin uit af te leiden dat Snavelhof een schadeverzoek beoogde te doen en dat daarom het verzoek moest worden doorgezonden naar BIJ12. Pas bij brief van 28 juni 2021 heeft Snavelhof het college voor het eerst verzocht om vergoeding van de schade. Nergens blijkt uit dat het college een schadeverzoek in behandeling zou nemen. Dat Snavelhof niet tijdig een verzoek om vergoeding van de schade heeft ingediend bij BIJ12, komt voor haar rekening en risico. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college niet alsnog tot betaling van schade hoefde over te gaan.
3.3. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Jurgens
voorzitter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025
1071