ECLI:NL:RVS:2025:4385

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
202407583/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven

Op 15 september 2025 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG). De aanvraag was ingediend op 24 mei 2023, waarbij [appellant] stelde slachtoffer te zijn van een poging tot moord of doodslag. De CSG heeft de aanvraag op 26 oktober 2023 afgewezen, en het bezwaar dat [appellant] hiertegen indiende werd op 5 januari 2024 ongegrond verklaard. De CSG stelde dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hij slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, omdat de omstandigheden van het schietincident onduidelijk waren.

De rechtbank Den Haag heeft op 14 november 2024 de afwijzing van de CSG bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep. Tijdens de zitting op 5 september 2025 werd duidelijk dat de rechtbank oordeelde dat de CSG de aanvraag terecht had afgewezen. De rechtbank merkte op dat de aangifte en het strafrechtelijk onderzoek geen duidelijkheid boden over de toedracht van het geweldsmisdrijf. Bovendien was de verklaring van [appellant] inconsistent, wat de CSG in haar afwijzing had mogen tegenwerpen. De rechtbank benadrukte dat voor een uitkering uit het schadefonds voldoende duidelijkheid over de omstandigheden van het misdrijf vereist is.

De Afdeling van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De CSG werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door Staatsraad mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, en de griffier was verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

202407583/1/A2.
Datum uitspraak: 15 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 november 2024 in zaak nr. 24/534 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).
Openbare zitting gehouden op 5 september 2025 om 15:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. R.J.R. Hazen
jurist: mr. J.R. van Asselt
Verschenen:
[appellant], vertegenwoordigd door mr. E.A. Breetveld, advocaat in Den Haag;
de CSG, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van der Weerd.
Bij besluit van 26 oktober 2023 heeft de CSG een aanvraag van [appellant] om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: schadefonds) afgewezen. Bij besluit van 5 januari 2024 heeft de CSG het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 november 2024, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 5 januari 2024 ongegrond is verklaard.
Beslissing:
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
1.       [appellant] heeft op 24 mei 2023 een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds ingediend. Hij heeft in het aanvraagformulier vermeld dat hij slachtoffer is geworden van een poging tot moord of doodslag. Aan de in bezwaar gehandhaafde afwijzing van deze aanvraag heeft de CSG ten grondslag gelegd dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. [appellant] heeft weliswaar fors letsel opgelopen bij een schietincident, maar volgens de CSG is onvoldoende duidelijk wat de aanleiding, de toedracht en de omstandigheden waren waaronder dit heeft plaatsgevonden.
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de CSG de aanvraag heeft kunnen afwijzen. Anders dan [appellant] heeft betoogd, heeft de CSG hem mogen tegenwerpen dat hij niet heeft kunnen verduidelijken wat de precieze aanleiding, toedracht en omstandigheden waren waaronder het misdrijf plaatsvond. De aangifte bij de politie en het daarop volgende strafrechtelijk onderzoek geven geen duidelijk beeld van wat er is gebeurd. Daarnaast is de verklaring van [appellant] in bezwaar dat hij geen informatie heeft achtergehouden, in tegenspraak met wat hij in beroep heeft verklaard, namelijk dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht uit angst voor represailles van de schutter. De door [appellant] overgelegde medische informatie leidt niet tot een ander oordeel, omdat medisch letsel op zichzelf geen uitsluitsel geeft over de toedracht van het misdrijf, aldus de rechtbank. De rechtbank wijst er verder op dat juist vanwege de maatschappelijke solidariteit, waarvan de uitkering uit het schadefonds een uiting is, voldoende duidelijk moet zijn wat de toedracht van en de aanleiding voor het misdrijf zijn en onder welke omstandigheden het heeft plaatsgevonden.
3.       Uit wat [appellant] in hoger beroep naar voren brengt, volgt niet dat het oordeel van de rechtbank onjuist is. Dat is zo goed als een herhaling van wat in beroep is aangevoerd en waar de rechtbank gemotiveerd op is ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder rechtsoverweging 5 tot en met 5.3 van de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat de onduidelijkheid over de aanleiding van het geweldsmisdrijf ook op de zitting van de Afdeling niet is weggenomen.
4.       Het hoger beroep is ongegrond.
5.       De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
452-1175