ECLI:NL:RVS:2025:4375

Raad van State

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
202500427/1/A2.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Dienst Toeslagen over betalingsregeling kinderopvangtoeslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van de Dienst Toeslagen. Op 13 juli 2023 heeft de Dienst Toeslagen een betalingsregeling vastgesteld in verband met openstaande vorderingen van [appellant] met betrekking tot kinderopvangtoeslag over de jaren 2019 tot en met 2022. De betalingsregeling houdt in dat [appellant] € 544,00 per maand aflost over een periode van 24 maanden. Op 19 oktober 2023 heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van [appellant] tegen deze regeling ongegrond verklaard.

De rechtbank Den Haag heeft op 11 december 2024 het beroep van [appellant] tegen het besluit van 19 oktober 2023 ongegrond verklaard. [appellant] is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge uitspraak op 5 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert grotendeels een herhaling zijn van wat hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft gemotiveerd op deze gronden ingegaan en [appellant] heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beoordeling zouden kunnen ondermijnen.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat [appellant] zijn stellingen niet met objectieve gegevens heeft onderbouwd. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202500427/1/A2.
Datum uitspraak: 5 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Leiderdorp,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 december 2024 in zaak nr. 23/8131 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Dienst Toeslagen (voorheen: de Belastingdienst/Toeslagen).
Openbare zitting gehouden op 5 september 2025 om 10:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. R.J.R. Hazen
jurist: mr. J.R. van Asselt
Verschenen:
[appellant];
de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
====================================
Bij besluit van 13 juli 2023 heeft de Dienst Toeslagen in verband met openstaande vorderingen een betalingsregeling vastgesteld. Bij besluit van 19 oktober 2023 heeft de Dienst Toeslagen het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 19 oktober 2023 ongegrond is verklaard.
Beslissing:
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
1.       [appellant] heeft de Dienst Toeslagen verzocht om uitstel van betaling van vorderingen kinderopvangtoeslag over de jaren 2019 tot en met 2022.
2.       Met het besluit van 13 juli 2023 heeft de Dienst Toeslagen een betalingsregeling vastgesteld, waarbij [appellant] € 544,00 per maand op deze vorderingen aflost en het totale bedrag in een periode van 24 maanden wordt betaald. In geschil is of, zoals [appellant] betoogt, de Dienst Toeslagen het bedrag van de maandelijkse termijnen te hoog heeft vastgesteld.
3.       De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert, zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 4 tot en met 7 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling heeft geen concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat dat oordeel niet juist is. Op de zitting is hierop doorgevraagd, maar [appellant] heeft ook toen niet concreet gemaakt wat er in de berekening van de betalingscapaciteit niet goed is, terwijl het wel op zijn weg ligt om dat te doen. Hij heeft volstaan met de stelling dat hij de vorderingen niet kan betalen. Op verzoeken om gegevens van de Dienst Toeslagen heeft hij niet gereageerd. [appellant] heeft dus zijn stellingen niet met objectieve gegevens onderbouwd.
4.       Het hoger beroep is ongegrond.
5.       De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hazen
griffier
452-1175