202300417/1/R2.
Datum uitspraak: 10 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Duizel, gemeente Eersel,
2. [appellant sub 2], wonend in Duizel, gemeente Eersel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Eersel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening [locatie 1] en [locatie 2] Duizel" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 juni 2025, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. M.J.C. Mol, rechtsbijstandverlener in Apeldoorn, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. J.M. Lammers, rechtsbijstandverlener in Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door B. Joosten, zijn verschenen. Verder is op zitting [partij] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. M.T.C.A. Smets, advocaat in Eindhoven, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 16 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt de herinrichting van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] mogelijk. Het plan bestaat uit drie plandelen, waaronder het plandeel [locatie 1] in Duizel dat bestaat uit de percelen kadastraal bekend als gemeente Eersel, sectie H, nummers 964, 965 en 775 (gedeeltelijk). Daarop wordt een bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en wordt een bijgebouw van 250 m² mogelijk gemaakt.
3. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 3] in Duizel. [appellant sub 1] woont aan de [locatie 4] in Duizel. Deze percelen liggen ten zuiden van het plandeel [locatie 1]. Zij zijn het niet eens met het plan omdat daardoor hun woon- en leefklimaat wordt aangetast.
[partij] en anderen zijn eigenaren van de gronden in het plangebied en de initiatiefnemers.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Artikel 6.5.3 van de planregels
5. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben op de zitting toegelicht dat zij vrezen dat de gronden in plandeel [locatie 1] met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschappelijke Waarden" gebruikt gaan worden voor een agrarisch bedrijf. Zij voeren aan dat op grond van de voorwaardelijke verplichting in artikel 6.5.3, aanhef, onder c, van de planregels gelijktijdig met of in ieder geval voorafgaand aan de ingebruikname van de gronden met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de aanduiding "overige zone - voorwaardelijke verplichting 1" de omgevingsvergunning voor het bedrijfsmatig houden van dieren onherroepelijk moet zijn ingetrokken. Maar die voorwaardelijke verplichting sluit de door hen gevreesde andere agrarische bedrijfsactiviteiten, waaronder het gebruik door een akkerbouwbedrijf, niet uit.
5.1. De gronden binnen plandeel [locatie 1] hebben, onder meer, de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch met Waarden - Landschappelijke Waarden" en de aanduiding "overige zone - voorwaardelijke verplichting 1".
Artikel 6.5.3 van de planregels luidt:
"Het gebruik van de gronden voor 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' is eerst toegestaan nadat:
[…];
c. gelijktijdig met of in ieder geval voorafgaand aan de ingebruikname van de gronden de omgevingsvergunning voor het bedrijfsmatig houden van dieren onherroepelijk is ingetrokken."
5.2. De raad heeft op de zitting erkend dat met de voorwaardelijke verplichting in artikel 6.5.3, onder c, van de planregels onvoldoende is verzekerd dat op de gronden met de bestemming "Agrarisch met Waarden - Landschappelijke Waarden" een agrarisch bedrijf wordt uitgesloten. Omdat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiervoor aanleiding hebben gegeven, is het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Het betoog slaagt.
5.3. Omdat niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien, namelijk door te bepalen dat deze uitspraak wat betreft dit planonderdeel in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd.
Hierbij betrekt de Afdeling dat dit op de zitting met partijen is besproken. Alle partijen hebben de Afdeling verzocht artikel 6.5.3, onder c, van de planregels aan te passen zodanig dat ook het gebruik van de gronden in plandeel [locatie 1] met de bestemming "Agrarisch met Waarden - Landschappelijke Waarden" voor een agrarisch bedrijf is uitgesloten. Partijen hebben op de zitting ingestemd met de aangepaste tekst van artikel 6.5.3, onder c, van de planregels.
5.4. De Afdeling zal het besluit van 20 oktober 2022, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening [locatie 1] en [locatie 2] Duizel" is vastgesteld, vernietigen voor zover niet in artikel 6.5.3, onder c, van de planregels is bepaald dat op de gronden in plandeel [locatie 1] met de bestemming "Agrarisch met Waarden - Landschappelijke Waarden" een agrarisch bedrijf is uitgesloten. De Afdeling zal bepalen dat artikel 6.5.3, onder c, van de planregels als volgt komt te luiden:
"6.5.3 Voorwaardelijke verplichting 1
[…];
c. gelijktijdig met of in ieder geval voorafgaand aan de ingebruikname van de gronden het gebruik van de gronden voor een agrarisch bedrijf is gestaakt en gestaakt blijft, en de omgevingsvergunning voor het bedrijfsmatig houden van dieren onherroepelijk is ingetrokken."
5.5. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 20 oktober 2022, voor zover het ziet op artikel 6.5.3, onder c, van de planregels.
Overige gronden
6. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben op de zitting te kennen gegeven dat als de Afdeling zelfvoorzienend artikel 6.5.3, onder c, van de planregels gaat aanpassen zoals besproken is op de zitting, de Afdeling hun overige beroepsgronden niet hoeft te bespreken. Zoals hiervoor onder 5.4 is overwogen, zal de Afdeling zelfvoorzienend artikel 6.5.3, onder c, van de planregels wijzigen zoals op de zitting met partijen is besproken. Om die reden worden de overige beroepsgronden van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] niet inhoudelijk besproken.
Conclusie en slotoverwegingen
7. De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] zijn gegrond. Het besluit van 20 oktober 2022, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening [locatie 1] en [locatie 2] Duizel" is vastgesteld, moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb, voor zover niet in artikel 6.5.3, onder c, van de planregels is bepaald dat op de gronden in plandeel [locatie 1] met de bestemming "Agrarisch met Waarden - Landschappelijke Waarden" een agrarisch bedrijf is uitgesloten.
8. De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
9. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eersel van 20 oktober 2022, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening [locatie 1] en [locatie 2] Duizel" is vastgesteld, voor zover niet in artikel 6.5.3, onder c, van de planregels is bepaald dat op de gronden in plandeel [locatie 1] met de bestemming "Agrarisch met Waarden - Landschappelijke Waarden" een agrarisch bedrijf is uitgesloten;
III. bepaalt dat artikel 6.5.3, onder c, van de planregels als volgt komt te luiden: "gelijktijdig met of in ieder geval voorafgaand aan de ingebruikname van de gronden het gebruik van de gronden voor een agrarisch bedrijf is gestaakt en gestaakt blijft, en de omgevingsvergunning voor het bedrijfsmatig houden van dieren onherroepelijk is ingetrokken."
IV. bepaalt dat deze uitspraak, wat onderdeel III betreft, in de plaats treedt van het onder II genoemde besluit, voor zover vernietigd;
V. draagt de raad van de gemeente Eersel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Eersel tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van:
a. € 1.814,00 aan [appellant sub 1], geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. € 1.814,00 aan [appellant sub 2], geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Eersel aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
c. € 184,00 aan [appellant sub 1];
d. € 184,00 aan [appellant sub 2].
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. De Groot
voorzitter
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025
680-1019