ECLI:NL:RVS:2025:4335

Raad van State

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
202402795/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Brabantbad en de gevolgen voor de IJzeren Vrouw

Op 10 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Brabantbad" van de gemeente 's-Hertogenbosch. Dit bestemmingsplan, dat op 5 maart 2024 was vastgesteld, voorziet in de bouw van drie woontorens met maximaal 195 woningen aan de oostzijde van het Prins Hendrikpark, nabij de plas De IJzeren Vrouw. De appellanten, Stichting IJzeren Vrouw en een tweede appellant, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor de negatieve impact van de bouw op de omgeving en de natuur. De raad van de gemeente heeft in een herstelbesluit op 10 september 2024 het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld, waarbij enkele onjuistheden zijn gecorrigeerd. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten behandeld en geconcludeerd dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omgeving en de natuur. De Afdeling oordeelt dat het bestemmingsplan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de omgeving en dat de raad de belangen van de appellanten voldoende heeft gewogen. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en de raad is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan Stichting IJzeren Vrouw.

Uitspraak

202402795/1/R2.
Datum uitspraak: 10 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       Stichting IJzeren Vrouw, gevestigd in ‘s-Hertogenbosch,
2.       [appellant sub 2], wonend in ‘s-Hertogenbosch,
appellanten,
en
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Brabantbad" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 10 september 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Brabantbad" opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit).
[appellant sub 2], de raad en Stichting IJzeren Vrouw hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 19 mei 2025, waar Stichting IJzeren Vrouw, vertegenwoordigd door O.M. Boom MSc en prof. mr. P.E. Minderhoud, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door prof. mr. P.E. Minderhoud, en de raad, vertegenwoordigd door A.C.H.M. Habraken en
drs. E.A.M. van Winsen, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 5 september 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in de bouw van drie woontorens met maximaal 195 woningen. Het plangebied bevindt zich aan de oostzijde van het Prins Hendrikpark, nabij de plas De IJzeren Vrouw. De woontorens hebben een maximale toegestane bouwhoogte van noord naar zuid bezien van 54 m, 60 m en 48 m. In de plinten van de voorziene woontorens (onderste twee bouwlagen) worden, onder andere, horeca en maatschappelijke functies toegestaan.
3.       Bij besluit van 10 september 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Brabantbad" opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit). Er zijn door de raad naar aanleiding van de beroepschriften twee omissies geconstateerd. Zo heeft de raad geconstateerd dat het bestemmingsplan in de regels onbedoeld twee onjuiste formuleringen bevat: een onvolledige verwijzing naar de normen voor fietsparkeren en het ten onrechte mogelijk maken van de functie fitnesscentrum in de plinten van de voorziene bebouwing.
4.       [appellant sub 2] woont aan de [locatie] te ’s-Hertogenbosch. De woning bevindt zich aan de overzijde (de noordzijde) van de plas.
5.       Stichting IJzeren Vrouw is een stichting die zich op grond van artikel 2, eerste lid, van haar statuten inzet voor "het beschermen van de omgevings, landschappelijke, natuur, recreatieve en cultuurhistorische waarden van de IJzeren Vrouw en het daaromheen gelegen Prins Hendrikpark, en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords."
6.       [partij] is de projectontwikkelaar van de voorziene ontwikkeling.
Betekenis van het herstelbesluit
7.       Met het herstelbesluit is het bestemmingsplan "Brabantbad" opnieuw en gewijzigd, vastgesteld. Daarom is met dit besluit het besluit van 5 maart 2024, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Brabantbad", vervangen als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Aangezien het herstelbesluit niet geheel aan de beroepen van Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] tegemoetkomt, hebben de beroepen van rechtswege ook betrekking op dit herstelbesluit.
De Afdeling zal bij de bespreking van de beroepsgronden eerst uitgaan van het herstelbesluit.
Opzet van de uitspraak
8.       De Afdeling zal hieronder de beroepsgronden per onderwerp behandelen. Waar dit van toepassing is, zal de Afdeling de beroepsgronden van Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] daarom gezamenlijk behandelen. Afgesloten wordt met een conclusie.
Toetsingskader
9.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ingetrokken beroepsgronden
10.     Stichting IJzeren Vrouw heeft op de zitting een aantal beroepsgronden ingetrokken. Dit betreft het betoog dat bij het berekenen van het aantal benodigde auto- en fietsparkeerplaatsen geen rekening is gehouden met de gebruikers van het voorziene terras en het betoog dat bij het berekenen van de worstcase parkeersituatie uit is gegaan van de categorie gezondheidscentrum in plaats van de categorie tandartspraktijk.
Te laat ingediende beroepsgrond
11.     In de publicatie van de terinzagelegging staat dat op de bestreden besluiten de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) van toepassing is en dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen nieuwe beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Dit volgt uit artikel 1.6a van de Chw.
11.1.  Stichting IJzeren Vrouw heeft haar beroepschrift na afloop van de beroepstermijn aangevuld. Haar nadere stuk van 1 mei 2025 bevat een nieuwe beroepsgrond over de waterhuishouding. Op de zitting heeft Stichting IJzeren Vrouw toegelicht dat zij naar aanleiding van stukken die beschikbaar kwamen na een Woo-verzoek zich zorgen is gaan maken over de waterhuishouding in relatie tot de voorziene parkeergarage. Dat er is voorzien in een parkeergarage waarvoor grond moet worden afgegraven, was echter al vóór het Woo-verzoek bekend. Deze beroepsgrond blijft daarom, gelet op artikel 1.6a van de Chw, buiten beschouwing.
Participatie
12.     Stichting IJzeren Vrouw voert, kort samengevat, aan dat de inspraakprocedure niet onafhankelijk en objectief is uitgevoerd. Het is onwenselijk dat een gemeente een groot deel van een inspraakprocedure laat uitvoeren door een commercieel bedrijf, namelijk [partij] Dit kan leiden tot belangenverstrengeling en beïnvloeding van de inspraakprocedure.
Daarnaast voert Stichting IJzeren Vrouw aan dat niet is voldaan aan de handvatten uit de Bossche Omgevingsdialoog.
12.1.  Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in die eerdere fase heeft in beginsel daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
12.2.  In paragraaf 8.1 van de plantoelichting is uiteengezet welke inspraakmogelijkheden er zijn geboden. Daarin wordt verwezen naar bijlagen 11 en 12 bij de plantoelichting waarin de verslagen van de keukentafelgesprekken en de vragenlijst zijn uitgewerkt. De raad stelt in zijn verweerschrift dat hij invulling heeft gegeven aan de Bossche Omgevingsdialoog. In zijn verweerschrift geeft de raad aan dat de projectontwikkelaar keukentafelgesprekken heeft gevoerd en ook dat de gemeente zelf een vragenlijst heeft uitgezet en vanwege de coronaperiode online chatsessies heeft georganiseerd.
12.3.  Niet in geschil is dat verschillende vormen van inspraak en overleg hebben plaatsgevonden. Het is op zichzelf niet onrechtmatig dat de participatie onder begeleiding van de ontwikkelaar is uitgevoerd.
Het betoog slaagt niet.
Ruimtelijke impact van het plan
13.     Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] voeren aan dat de ruimtelijke impact van het plan te groot is.
Desgevraagd heeft Stichting IJzeren Vrouw op de zitting nader toegelicht dat de stedenbouwkundige visie, zoals genoemd in de plantoelichting, niet deugdelijk is omdat deze visie niet aansluit op de omgeving. De raad heeft ten onrechte niet naar alternatieve locaties gekeken voor de voorziene ontwikkeling. [appellant sub 2] voert aan dat de schaal van de torens buiten proportie is gelet op het kleine binnenstedelijke park.
Verder voert Stichting IJzeren Vrouw aan dat de voorziene parkeer-en stallingsvoorziening, ook al is deze half verdiept, alle vrije doorkijk vanaf de Van Grobbendoncklaan naar het water van de IJzeren Vrouw en vice versa verhindert. Hierdoor ontstaat een structurele wal van minimaal 2,15 m hoog. Een belangrijk argument om over te gaan tot de bouw van deze torens was het behouden van een vrije doorkijk.
Tot slot voert Stichting IJzeren Vrouw aan dat het bestreden plan vooraf had moeten worden getoetst door de welstandscommissie.
13.1.  De Afdeling stelt vast dat het vorige planologische regime ter plaatse drie bouwvlakken met een woonbestemming mogelijk maakte met een gezamenlijk bebouwd oppervlak van ongeveer 1.500 m². Voor deze bouwvlakken varieerde de maximumbouwhoogte van 13 m tot 25 m.
13.2.  In paragraaf 3.1.2 van de plantoelichting is ingegaan op de stedenbouwkundige visie van het bestreden plan. De raad stelt in zijn verweerschrift dat voor de situering, omvang en hoogte van de voorziene ontwikkeling zorgvuldig is gekeken naar de directe omgeving. De raad wijst erop dat in dit kader ook is getoetst aan de Nota Hoogbouw. In bijlage 2 van de plantoelichting is een rapport hierover opgenomen. Hierin staat dat de drie voorziene torens een tegenwicht zullen zijn voor de woontorens van de Amazones, aan de andere kant van de IJzeren Vrouw, die juist een ander volume en vorm hebben. Zo hebben de voorziene woontorens juist wel een opdeling in volume door middel van articulatie van de sokkel, het middenstuk, de bovenbouw en de beëindiging en kennen ze verschillende hoogtes. De cilindrische vorm van de voorziene torens geeft hen een unieke identiteit en zorgt dat de doorzichten tussen de torens gemaximaliseerd worden vanuit alle perspectieven, zo staat in het rapport.
Verder stelt de raad in zijn verweerschrift dat met een vrije doorkijk wel rekening is gehouden. Het bestreden plan kent een veel kleiner ruimtebeslag dan het vorige planologische regime door de bouw van drie hogere torens en het groen afdekken van de halfverdiepte parkeergarage. De continuïteit van het park wordt dan ook beter gewaarborgd, aldus de raad.
In paragraaf 8.1 van de plantoelichting staat dat er verschillende alternatieven zijn aangedragen door omwonenden. De raad heeft daar naar gekeken, maar is tot de conclusie gekomen dat er vanwege de woningbouwopgave waar de gemeente voor staat gekozen moet worden om het bestreden plan door te ontwikkelen. Ook in het verweerschrift wijst de raad hierop en stelt hij dat er nadrukkelijk is gekozen voor het wijzigen van de bouwmogelijkheden op de planlocatie ten gunste van meer woningen en een aanzienlijk kleinere footprint van de bebouwing. Hierdoor kan er juist meer parkruimte worden behouden. Op de zitting heeft de raad verder toegelicht dat de opstelling van de voorziene bebouwing in het vorige plan ervoor zorgde dat de ruimte om de bebouwing als privéterrein werd gezien. Het bestreden plan laat meer ruimte tussen de bebouwing over, zodat het park rondom de bebouwing in de beleving doorloopt, aldus de raad.
13.3.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee toereikend gemotiveerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de omgeving. De Afdeling ziet in wat is gesteld over de plannen voor de omgeving evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet mocht vaststellen. Voor zover Stichting IJzeren Vrouw erop wijst dat de welstandscommissie dient te kijken naar het bestreden plan, overweegt de Afdeling dat redelijke eisen van welstand buiten het toetsingskader van het bestreden besluit vallen.
De betogen slagen niet.
Natuur
Stikstof
14.     Stichting IJzeren Vrouw voert aan dat de berekening van de stikstofdepositie op het omliggende Natura 2000-gebied ontoereikend is.
Ten eerste is het stikstofonderzoek ten aanzien van verkeer niet volledig, omdat geen rekening is gehouden met welke lengte de lijnbron van het verkeer zou moeten hebben. Daarnaast wordt ten onrechte rekening gehouden met de inmiddels achterhaalde bouwvrijstelling en is er ten onrechte een voorschot genomen op technologische ontwikkelingen. Zo is volgens Stichting IJzeren Vrouw niet gespecificeerd om wat voor een soort voertuigen het gaat, wat het bouwjaar is en wat het vermogen is.
14.1.  In paragraaf 5.14 van de plantoelichting staat dat een toename aan stikstofuitstoot te verwachten is als gevolg van de voorziene ontwikkeling. Een toename van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied is niet uit te sluiten. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied "Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek" bevindt zich op ongeveer 1,3 km afstand ten zuiden van het plangebied. Omdat een toename van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied niet uit is te sluiten, heeft de raad een stikstofberekening laten uitvoeren (bijlage 9 van de plantoelichting). Uit de berekening blijkt dat het plan niet leidt tot stikstofdeposities >0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebieden, in zowel de realisatie- als in de gebruiksfase. Significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied zijn uitgesloten.
14.2.  Voor zover Stichting IJzeren Vrouw aanvoert dat het stikstofonderzoek ten aanzien van verkeer niet volledig is, overweegt de Afdeling als volgt.
De Afdeling stelt vast dat de Instructie gegevensinvoer door AERIUS Calculator (hierna: de Instructie) is toegepast bij de doorberekening van het verkeer en de verkeerstromen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1054. In de Instructie staat wanneer het aan- en afvoerende verkeer van en naar een ontwikkeling geacht wordt opgenomen te zijn in het heersende verkeersbeeld. Als algemeen criterium staat in de Instructie dat verkeer niet meer aan de ontwikkeling wordt toegerekend wanneer het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Volgens de Instructie is dit het geval op het moment dat het aan- en afvoerende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt. Hierbij weegt ook mee hoe de verhouding is tussen de hoeveelheid verkeer dat door de voorgenomen ontwikkeling wordt gegenereerd en het reeds op de weg aanwezige verkeer. In de regel wordt het verkeer meegenomen tot het zich verdund heeft tot enkele procenten van het reeds aanwezige verkeer, aldus de Instructie.
14.3.  De raad stelt in zijn verweerschrift dat de effecten van de verkeerstoename als gevolg van het plan zijn beoordeeld, voor zover dat verkeer kan worden toegerekend aan de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Om dit te bepalen is aangesloten bij de Instructie. In het algemeen geldt dat wanneer het verkeer is opgenomen in het heersend verkeersbeeld, de gevolgen niet meer kunnen worden toegerekend aan de mogelijk gemaakte ontwikkeling. Op basis van de uitgangspunten in de Instructie is de conclusie dat een planbijdrage van minder dan 5% zich niet meer onderscheidt van het al aanwezige verkeer. De raad stelt dat in het stikstofonderzoek uit is gegaan van een gelijke verdeling van het verkeer (50%) naar de noord- en zuidrichting. Het verkeer van en naar het plangebied is niet meer te onderscheiden van het overige verkeer wanneer het de kruispunten Van Grobbendocklaan-Lagelandstraat-Graafseweg (in zuidelijke richting) en Van Grobbendoncklaan-Stadionlaan-Aartshertogenlaan-Bruistensingel (in noordelijke richting), bereikt. Na die kruispunten bedraagt het verkeer namelijk op elk van de wegen die op deze kruispunten aansluiten als gevolg van het plan minder dan 5%.
Gelet hierop ziet de Afdeling in wat Stichting IJzeren Vrouw heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat uit is gegaan van een onjuiste lengte van de lijnbron van het verkeer in de AERIUS-berekening.
14.4.  Verder stelt de raad in zijn verweerschrift dat er bij het bestreden plan ook een stikstofberekening van de bouwfase is toegevoegd. Daarbij zijn het bouwverkeer en de elektrische toepassing van mobiele werktuigen meegenomen. In de nota van zienswijzen staat ook dat er voor de stikstofdepositieberekening voor de bouwfase een inschatting is gemaakt van onder andere de bouwperiode en de inzet van materieel. In bijlage 3 van het stikstofonderzoek is ingegaan op welke type machines er nodig zijn, het voertuigtype en de verkeerscategorie en is een inschatting gemaakt voor de tijdsduur voor het rijden, laden en lossen van de vrachtwagens/machines in de bouwfase. De Afdeling ziet op basis van wat Stichting IJzeren Vrouw daarover heeft aangevoerd niet dat de raad hier niet van uit mocht gaan. In het aangevoerde ziet de Afdeling dan ook geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de stikstofemissies vanwege de bouwfase van de in het plan voorziene woningen in het stikstofonderzoek zijn onderschat.
14.5.  Het betoog slaagt niet.
14.6.  Omdat de beroepsgrond niet slaagt, hoeft het betoog of het relativiteitsvereiste aan de vernietiging van dat besluit in de weg staat geen bespreking. De Afdeling zal dan ook niet oordelen over de vraag of artikel 8:69a van de Awb van toepassing is.
Flora en fauna
15.     Stichting IJzeren Vrouw voert aan dat de Quickscan Flora en Fauna (hierna: quickscan) onzorgvuldig tot stand is gekomen. Er is uitgegaan van onjuiste feiten en uitgangspunten. Stichting IJzeren Vrouw heeft een contra-expertise laten opstellen door bioloog drs. Van Buul (hierna: de contra-expertise). Uit de contra-expertise blijkt dat de bouw van de drie woontorens het leefgebied van 14 zeer kwetsbare vogelsoorten ernstig zal verstoren, wat negatieve effecten heeft op hun staat van instandhouding.
Daarnaast is in de quickscan geen rekening gehouden met andere jaarrond beschermde diersoorten, zoals de huismus en spreeuw, die door de door haar ingeschakelde bioloog wel zijn waargenomen.
Verder zal door de bouw van de drie woontorens de druk op het gehele gebied van de IJzeren Vrouw toenemen, waardoor het zeker niet uitgesloten kan worden dat de staat van instandhouding van 37 (zeer) kwetsbaar soorten die in dit hele gebied voorkomen, negatief zal worden beïnvloed. Dit is strijd met de in de Wnb neergelegde zorgplicht voor de gemeente.
15.1.  De raad mag het plan niet vaststellen als en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het wettelijke soortenbeschermingsregime aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
De raad heeft in een Quickscan flora en fauna (bijlage 8 bij de plantoelichting), waarin onder meer de mogelijke aanwezigheid van en de (potentiële) effecten van het plan op beschermde soorten onderzocht. Uit de quickscan blijkt dat soortgericht vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Het plan kan worden uitgevoerd met inachtneming van het bepaalde in de Wnb. Hieraan zijn enkele nadere voorwaarden gesteld in de uitvoering van het plan, onder meer wat betreft het bouwrijp maken in relatie tot het broedseizoen van vogels, alsmede de uitvoering van verlichting.
In de contra-expertise van Stichting IJzeren Vrouw staat dat de bioloog Van Buul in de afgelopen 15 jaar in het gebied de IJzeren Vrouw (begrensd door Ophoviuslaan, Mgr. Diepenstraat, Geldersedam, Westenburgerweg en Van Grobbendoncklaan) 74 verschillende vogelsoorten heeft gezien, waarvan 35 soorten ook in het gebied broeden. Door de voorziene ontwikkeling zal de druk op het gehele gebied de IJzeren Vrouw toenemen, wat de instandhouding van de 37 (zeer) kwetsbare soorten negatief zal beïnvloeden.
De raad stelt in zijn verweerschrift dat de quickscan is uitgevoerd door deskundige, gecertificeerde ecologen van adviesbureau BRO. Op 18 juni 2024 heeft BRO gereageerd op de contra-expertise. BRO concludeert dat een veldbezoek van ongeveer 2 uur in het kader van een quickscan bij een plangebied van deze omvang zeer gebruikelijk en voldoende is om een goede indicatie te kunnen geven van de potenties van het gebied. Daarbij wijst BRO erop dat er daarnaast ook een bureaustudie is uitgevoerd. Hierbij is, in tegenstelling tot wat Stichting IJzeren Vrouw stelt, niet alleen gekeken naar mogelijke nestplaatsen, maar ook naar de geschiktheid van het plangebied als habitat voor beschermde soorten in zijn algemeenheid. Inhoudelijk komt BRO tot de conclusie dat het door Stichting IJzeren Vrouw ingebrachte onderzoek en de door haar bioloog waargenomen vogelsoorten niet afdoen aan de conclusies van de quickscan.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het wettelijke soortenbeschermingsregime op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de contra-expertise van Stichting IJzeren Vrouw ziet op een periode van 15 jaar, waarbij geen onderverdeling is gemaakt per tijdvak, en betrekking heeft op een groter grondgebied dan alleen de gronden van het plangebied, waarbij geen onderscheid is gemaakt welke soorten in welk gebied zijn gezien. Ook neemt de Afdeling in aanmerking dat Stichting IJzeren Vrouw niets naar voren heeft gebracht waarin een (potentiële) overtreding van een van de verbodsbepalingen uit de Wnb wordt geconcretiseerd.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
16.     Stichting IJzeren Vrouw voert aan dat de twee oplossingen voor toename van de verkeersdruk niet uitvoerbaar zijn.
Zo is het volgens Stichting IJzeren Vrouw niet mogelijk dat doorgaand verkeer een andere routekeuze zal gaan maken, omdat de Van Grobbendoncklaan een doorstroom-as is en er dus geen alternatieve routes zijn.
Daarnaast staat in het verkeersonderzoek dat het voor een veilige verkeersafwikkeling noodzakelijk is dat vanuit beide rijrichtingen uitvoegstroken op de Van Grobbendoncklaan worden gerealiseerd richting de woontorens. Ook dit is volgens Stichting IJzeren Vrouw niet mogelijk, omdat voor een uitvoegstrook voor het verkeer vanuit het zuiden onvoldoende ruimte is binnen de richtlijnen die daarvoor gelden.
16.1.  Aan het plan ligt het door Goudappel opgestelde rapport "Onderzoek verkeersafwikkeling BOS213 en BOS242 in het kader van ontwikkeling Woontorens Brabantbad" van december 2023 (hierna: het verkeersonderzoek) ten grondslag. In dit verkeersonderzoek is gekeken naar de verkeersafwikkeling als gevolg van het bestreden plan op de twee meest nabijgelegen kruisingen, namelijk de Van Grobbendoncklaan en de Stadionlaan plus de Van Grobbendoncklaan en de Lagelandstraat. In het verkeersonderzoek wordt geconcludeerd dat het verschil in intensiteiten tussen de variant met en zonder de voorziene ontwikkeling op beide kruispunten minder dan 20 motorvoertuigen per uur bedraagt in zowel de ochtend- als avondspits over alle richtingen samen. In het verkeersonderzoek staat dat het planeffect van de voorziene woontorens dusdanig klein is dat een aparte berekening van de planvariant zal leiden tot dezelfde uitkomsten als de variant zonder ontwikkeling van de voorziene woontorens.
16.2.  In het verkeersonderzoek staat verder dat er als gevolg van het plan op beide kruispunten sprake zal zijn van het licht toenemen van kruispuntvertraging en dat dit zal leiden tot andere routekeuzes bij het doorgaand verkeer. De raad stelt hierover in zijn verweerschrift dat een deel van dit verkeer wellicht een andere route zal kunnen rijden om sneller op de plaats van bestemming aan te komen. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor verkeer dat in de wijk De Muntel moet zijn. Dit verkeer zou ervoor kunnen kiezen via de Monseigneur Diepenstraat, ten westen van de IJzeren Vrouw en het plangebied, te rijden. Voor het echte doorgaande verkeer blijft de Van Grobbendoncklaan het snelste alternatief maar, gelet op de beperkte verkeerstoename, ziet de raad geen onaanvaardbare verkeerssituaties als gevolg van het plan. Op wegvakniveau is de invloed van de toename beperkt op de Van Grobbendoncklaan. De Van Grobbendoncklaan heeft dan ook twee rijstroken per rijrichting en is ingericht op de afwikkeling van relatief hoge aantallen verkeer. De relatief beperkte verkeerstoename door het plan voor de Brabantbadlocatie kan daarom zonder problemen worden opgevangen. De Afdeling heeft op basis van wat Stichting IJzeren Vrouw in dat verband heeft gesteld, geen reden om hieraan te twijfelen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat voor zover Stichting IJzeren Vrouw op de zitting heeft gewezen op de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk in De Vliert, de mogelijke verkeereffecten daarvan zullen moeten worden beoordeeld bij de daarvoor nog vast te stellen wijziging van het omgevingsplan.
16.3.  In de nota van zienswijzen is aangegeven dat het voor een veilige verkeersafwikkeling noodzakelijk is vanuit beide rijrichtingen uitvoegstroken op de Van Grobbendoncklaan te realiseren richting de voorziene woontorens. Die uitvoegstroken zijn realiseerbaar door de bestaande rijstrookconfiguratie te wijzigen. De raad stelt in zijn verweerschrift dat de linkerrijstrook vanuit het zuiden na de verkeersregelinstallatie op de kruising van de Van Grobbendoncklaan en de Lagelandstraat kan overgaan in een opstelstrook voor linksaf. Hetzelfde geldt voor de rechterrijstrook vanuit noordelijke richting, aldus de raad. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de Van Grobbendoncklaan ook de ruimte biedt om de nodige uitvoegstroken aan te leggen.
De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er onvoldoende ruimte is voor de uitvoegstroken op de Van Grobbendoncklaan in beide rijrichtingen.
16.4.  Het betoog slaagt niet.
Parkeren
- Parkeerplaatsen motorvoertuigen
17.     Stichting IJzeren Vrouw voert aan dat en onrechte een reductie van 5% is toegepast bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen vanwege de afstand tot het dichtstbijzijnde station. Volgens Stichting IJzeren Vrouw kan deze reductie niet worden toegepast bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen voor de bezoekers van de voorziene woningen.
Daarnaast is er bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen ook geen rekening gehouden met de mogelijkheid tot het realiseren van een fitnesscentrum.
Verder is het parkeerterrein voor de voorziene woontoren ten onrechte openbaar toegankelijk met alle gevolgen van dien. Er is namelijk ten onrechte geen rekening gehouden met andere personen die hun auto daar zullen neerzetten, omdat ze gebruik willen maken van het park.
Tot slot is volgens Stichting IJzeren Vrouw onduidelijk of het voorgestelde aantal parkeerplaatsen daadwerkelijk kan worden gerealiseerd. Ook is onduidelijk hoeveel parkeerplaatsen er nu gerealiseerd zullen worden.
17.1.  Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1426, r.o. 4.3), dient de raad in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan te beoordelen, anders dan bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een concreet bouwplan, of zich een parkeertekort voordoet en in hoeverre door het plan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen zich daartoe verhouden. Bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dient de raad uit te gaan van een representatieve invulling van hetgeen ingevolge het plan planologisch maximaal mogelijk is.
17.2.  In artikel 8, lid c, van de planregels staat dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen moet vast staan dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2021 Gemeente ’s-Hertogenbosch (hierna: de parkeernota). De raad heeft ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan de parkeernota gebruikt voor de berekening van de parkeerbehoefte. De raad heeft in de notitie parkeren (bijlage 5 bij de plantoelichting) de parkeerbehoefte verantwoord.
17.3.  In de notitie parkeren staat dat de afstand van het plangebied tot station ‘s-Hertogenbosch Oost tussen de 400 en 800 m is. In dat geval mag op grond van paragraaf 4.4.2 van de parkeernota een reductie worden toegepast van 5%. De Afdeling stelt vast dat station ’s-Hertogenbosch Oost hemelsbreed op ongeveer 580 m afstand van het plangebied is gesitueerd. Daarnaast stelt de Afdeling vast dat in de parkeernota niet staat dat deze reductiefactor niet van toepassing is bij het bepalen van de parkeerbehoefte van de bezoekers van voorziene woningen. Nu bovendien een aftrek van 5% in dit geval geen wezenlijke invloed heeft, maximaal 2 parkeerplaatsen, ziet de Afdeling in wat Stichting IJzeren Vrouw heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad niet van de berekende 29,64 parkeerplaatsen voor de bezoekers van de voorziene woningen mocht uitgaan.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
17.4.  De raad geeft aan dat hij inderdaad bij de berekening van de parkeerbehoefte geen rekening heeft gehouden met de functie van een fitnesscentrum. Daarbij geeft de raad aan dat het niet zijn bedoeling was om een fitnesscentrum mogelijk te maken in de plinten van de voorziene bebouwing. Daarom heeft de raad het herstelbesluit genomen en daarin de functie "sportvoorzieningen" uit artikel 3.1 van de planregels verwijderd.
Het betoog slaagt dus in zoverre niet.
17.5.  Voor zover Stichting IJzeren Vrouw aanvoert dat er geen rekening is gehouden met andere gebruikers die gebruik maken van het huidige parkeerterrein, overweegt de Afdeling als volgt. De raad stelt in zijn verweerschrift dat weliswaar het huidige parkeerterrein soms wordt gebruikt door omwonenden of bezoekers van het park, maar dat deze parkeerplaatsen destijds ten behoeve van het inmiddels verdwenen zwembad en de sporthal zijn aangelegd. Deze parkeerplaatsen zijn dus niet aangelegd voor en nooit functioneel gekoppeld geweest aan omliggende functies, zoals het park of de omliggende wijk. Er verdwijnen dus ook geen parkeerplaatsen die gekoppeld zijn aan die omliggende functies. Op de zitting heeft de raad desgevraagd nader toegelicht dat zowel de voorziene parkeergarage als het parkeerterrein op maaiveld niet openbaar toegankelijk zullen zijn.
Gelet op het vorenstaande overweegt de Afdeling dat de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen rekening hoeft te worden gehouden met andere gebruikers die gebruik maken van het huidige parkeerterrein. De Afdeling heeft op basis van wat Stichting IJzeren Vrouw in dat verband heeft gesteld, geen reden om hieraan te twijfelen.
Het betoog slaagt niet.
17.6.  Over het betoog dat onduidelijk is of het aantal parkeerplaatsen wel gerealiseerd kan worden binnen het plangebied, overweegt de Afdeling dat de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat de aan het plan ten grondslag liggende parkeernotitie aantoont dat het plangebied voorziet in voldoende ruimte om aan die parkeerbehoefte invulling te kunnen geven. De Afdeling heeft op basis van wat Stichting IJzeren Vrouw in dat verband heeft gesteld, geen reden om hieraan te twijfelen. In de omgevingsvergunning voor bouwen zal de daadwerkelijke inrichting van het aantal parkeerplaatsen worden bepaald.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
- Fietsparkeren
18.     Allereerst voert Stichting IJzeren Vrouw aan dat de fietsparkeerbeoordeling niet voldoet aan de eisen van de parkeernota, omdat het aantal vereiste fietsparkeerplaatsen voor bezoekers en bewoners niet wordt gespecificeerd.
Daarnaast voert Stichting IJzeren Vrouw aan dat ook bij de berekening van het aantal fietsparkeerplaatsen ten onrechte geen rekening is gehouden met de functie van een fitnesscentrum.
Verder voert Stichting IJzeren Vrouw, kort samengevat, aan dat onduidelijk is of de fietsen op het maaiveld of in de parkeergarage kunnen worden geparkeerd. In dat kader wijst zij er ook op dat er ten onrechte geen rekening is gehouden met andere gebruikers van het park of van de voorzieningen in en rond het park. De aanwezigheid van de fietsstalling zal volgens haar een aanzuigende werking hebben.
18.1.  De raad stelt in zijn verweerschrift dat het aantal vereiste fietsparkeerplaatsen inderdaad niet was gespecificeerd. De raad heeft het herstelbesluit genomen en de notitie parkeren (bijlage 5 bij de plantoelichting) aangevuld op dit punt. Het aantal fietsparkeerplaatsen is nu wel gespecificeerd naar aantal bewoners, bezoekers en werknemers.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
18.2.  Voor zover Stichting IJzeren Vrouw verwijst naar de functie van een fitnesscentrum, wijst de Afdeling op haar oordeel onder 17.4.
Het betoog slaagt niet.
18.3.  Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er voldoende plaats is binnen de gronden van het plangebied om de benodigde fietsparkeerplaatsen te realiseren. Wat Stichting IJzeren Vrouw verder heeft aangevoerd geeft geen aanknopingspunten om hieraan te twijfelen. Alle andere omstandigheden die zij in dat kader naar voren heeft gebracht, maken dit niet anders. In deze procedure ligt het bestemmingsplan met de daarin voorziene ontwikkeling voor. Dat er geen rekening is gehouden met de fietsbehoefte van gebruikers van het park of van voorzieningen in of rond het park, is daarom niet een omstandigheid waar de raad rekening mee moest houden. In de omgevingsvergunning voor bouwen zal de daadwerkelijke inrichting van het aantal fietsparkeerplaatsen worden bepaald.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Behoud groen
19.     [appellant sub 2] voert aan dat de raad onvoldoende belang hecht aan groenvoorzieningen in de stad. Groen is volgens haar noodzakelijk voor de gezondheid en klimaatadaptatie. Zij wijst op de groenkaart van het RIVM van 2018 waarop volgens haar te zien is dat het park en de omgeving een laag groenpercentage kennen.
Stichting IJzeren Vrouw voert aan dat de voorziene bomenkap van een aantal bomen niet voldoet aan de verordening "Bomen, water en groen 's-Hertogenbosch 2021".
Daarnaast voert Stichting IJzeren Vrouw aan dat er ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting in de planregels is opgenomen voor  herplant of voor het toevoegen of compenseren van groenvoorzieningen.
19.1.  In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad onvoldoende belang heeft gehecht aan de groenvoorzieningen in en rondom het plangebied.
De raad stelt in zijn verweerschrift dat hij daar voldoende rekening heeft gehouden, waarbij hij er op wijst dat de footprint van de voorziene ontwikkeling kleiner is dan die in het vorige plan. Het nieuwe plan met een slankere vormgeving, waarbij meer in de hoogte wordt gebouwd, zorgt ervoor dat de groene en recreatieve functie van het park beter wordt behouden, aldus de raad. De raad stelt dat de continuïteit van het park daardoor beter wordt gewaarborgd. Met het bestreden plan is dan ook wel degelijk rekening gehouden met het belang van groen in de stad en zal er juist meer groene parkruimte kunnen worden behouden. Ook wijst de raad erop dat de halfverdiepte parkeergarage, die tussen de voorziene woontorens wordt gesitueerd, groen worden afgedekt en onderdeel zal gaan vormen van het park. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee genoegzaam gemotiveerd welke betekenis toekomt aan de groenvoorzieningen en hoe de raad het belang daarvan heeft betrokken bij zijn afweging.
Verder wijst de raad erop dat de stelling van [appellant sub 2] over de groenkaart van het RIVM niet juist is. De raad wijst op een uitsnede van de kaart waarop te zien is dat het percentage van groenvoorzieningen van het park tussen de 90% en 100% is en in de omgeving ook plekken zijn met een groenpercentage van tussen de 90% en 100%. Dit is door [appellant sub 2] niet betwist.
Verder stelt de raad in zijn verweerschrift dat bij het opstellen van het bestemmingsplan wel degelijk rekening is gehouden met de aanwezige bomen op de gronden van het plangebied. De torens en de halfverdiepte parkeergarage zijn zo gesitueerd dat zoveel mogelijk bomen worden behouden. Verder wijst de raad erop dat als gevolg van het bestemmingsplan slechts 13 van de 88 bomen niet te handhaven (of te verplanten) zijn. Het gaat daarbij overigens niet om bomen die op grond van de verordening "Bomen, water en groen 's-Hertogenbosch 2021" als waardevol zijn aangewezen. De raad stelt dat de niet te handhaven bomen zullen worden gecompenseerd door ruime aanplant van nieuwe bomen in het park. De raad heeft zich evenwel niet op het standpunt gesteld dat compensatie noodzakelijk wordt geacht voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan. Dat dit wel noodzakelijk zou zijn, is de Afdeling niet gebleken. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting in de planregels heeft opgenomen voor een herplantplicht of voor het toevoegen of compenseren van groenvoorzieningen. Stichting IJzeren Vrouw heeft haar betoog dat er sprake zou zijn van strijd met de hiervoor genoemde verordening verder niet geconcretiseerd.
19.2.  De betogen slagen niet.
Aantasting van de functie van het park
20.     [appellant sub 2] en Stichting IJzeren Vrouw voeren aan dat er sprake is van een onaanvaardbare aantasting van de functie van het park. De voorziene ontwikkeling leidt tot een grote mate van verminderde toegankelijkheid van dit deel van het park. Hoogbouw heeft aanzienlijk meer impact op de visuele harmonie en natuurlijke schoonheid van een park.        Daarnaast voert Stichting IJzeren Vrouw aan dat de inrichting van het plangebied niet adequaat is getoetst voor de gebruikers van het park. Zo is in het bezonningsonderzoek en het windhinderonderzoek geen rekening gehouden met het verblijfsklimaat voor de gebruikers van het park.
Verder heeft de raad de privatiserende effecten van de bebouwing niet meegenomen. In dat kader wijzen [appellant sub 2] en Stichting IJzeren Vrouw er ook op dat de toevoeging van maatschappelijke en commerciële voorzieningen ongewenst is, omdat dit leidt tot verdere aantasting van het park. Ook voert Stichting IJzeren Vrouw, kort samengevat, aan dat er ook onvoldoende is gekeken naar de impact op het park door de mogelijkheid om 100 m2 aan terras te realiseren. Stichting IJzeren Vrouw vreest voor overlast.
20.1.  De raad stelt dat hij de gevolgen ten aanzien van de eventuele aantasting van het park in de belangenafweging bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft betrokken en daarbij een groter gewicht heeft toegekend aan de bouw van de voorziene woningen, dan aan de belangen van [appellant sub 2] en van Stichting IJzeren Vrouw.
Het groene en openbare karakter van het park blijft volgens de raad behouden en er blijft in het park voldoende ruimte voor recreatiemogelijkheden. De nieuwbouw wordt slechts in een deel van het park gesitueerd. Ook is er gekeken naar de impact van de nieuwbouw qua bezonning en windhinder op het parkgebruik. Uiteraard zal de nieuwbouw rondom deels schaduw geven, maar er zullen in het park altijd plekken zijn waar zon is. Uit paragraaf 9 van de Notitie Hoogbouw van KCAP Architects&Planners (bijlage 2 van de plantoelichting) volgt dat de voorziene hoogbouw geen negatieve schaduwwerking voor de omgeving heeft. Daarnaast is de impact van de nieuwe bebouwing qua windhinder in relatie tot het parkgebruik eveneens meegewogen. Het uitgevoerde windklimaatonderzoek geeft aan dat de nieuwbouw, deels met aan te leggen beplanting, zorgt voor een verbetering van het windklimaat ten opzichte van de huidige situatie. Ook staat in de notitie windhinder van Peutz (bijlage 4 van de plantoelichting) dat het windklimaat als gevolg van de geplande nieuwbouw duidelijk zal verbeteren, omdat ook zonder de toekomstige begroeiing de geplande bebouwing gemiddeld genomen zorgt voor extra stromingsweerstand voor de wind, waardoor de hinderkans in veel gebieden afneemt. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is ook rekening gehouden met de door [appellant sub 2] en Stichting IJzeren Vrouw genoemde effecten van hoogbouw. De raad wijst erop dat het vorige bestemmingsplan ook woningbouw mogelijk maakte en er dus altijd sprake is geweest van een bepaalde spanning tussen openbare en private ruimte. In het voorliggende bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden door in de plinten geen woonfunctie, maar juist openbare functies, zoals daghoreca en maatschappelijke functies, mogelijk te maken. Deze functies zorgen voor meer levendigheid, verbinding met het park en meer openheid van de bebouwing. Ook kan het mogelijk bijdragen aan het versterken van sociale netwerken in de buurt. Verder loopt het park op een natuurlijke wijze langs en tussen de woontorens door, door het glooiend landschap met meerstammige struiken en wilde bloemen dat op de halfverdiepte parkeergarage wordt gerealiseerd. Dit stuk park is voor iedereen toegankelijk, aldus de raad.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad de aantasting van de functie van het park meegewogen in de belangenafweging, maar een groter gewicht toegekend aan het belang van het bouwen van de voorziene woningen. In wat [appellant sub 2] en Stichting IJzeren Vrouw hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat die aantasting van het park zodanig onevenredig is dat de raad het plan niet mocht vaststellen. Daarbij betrekt de Afdeling dat de raad in zijn verweerschrift stelt dat de locatie van het terras op de verbeelding niet exact is aangegeven, aangezien op voorhand niet duidelijk is of en bij welke voorziene woontoren er horeca zal worden gerealiseerd. Bovendien is het terras klein van omvang in verhouding tot de grote omliggende openbare ruimte, waardoor de ruimtelijke impact ervan op de omgeving beperkt is, aldus de raad. De raad mocht zich naar het oordeel van de Afdeling op dit standpunt stellen. De Afdeling stelt vast dat uit artikel 3.4.4 en artikel 4.4.1 van de planregels volgt dat het terras gelegen binnen de bestemmingen "Gemengd" en "Groen" samen geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 100 m2. Voor zover Stichting IJzeren Vrouw vreest voor overlast, heeft zij haar betoog niet nader geconcretiseerd. Bovendien is niet gebleken dat niet aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan, welke normen vanaf 1 januari 2024 in paragraaf 22.3.4 van het omgevingsplan van de gemeente ’s-Hertogenbosch zijn opgenomen.
20.2.  De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2] en Stichting IJzeren Vrouw hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Wat [appellant sub 2] en Stichting IJzeren Vrouw voor het overige hebben aangevoerd geeft in zoverre ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt niet.
Cultuurhistorische waarden en archeologie
21.     [appellant sub 2] en Stichting IJzeren Vrouw voeren aan dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met cultuurhistorische waarden van het Prins Hendrikpark. Zij wijzen allebei in dat kader naar de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2016, waarin staat dat de IJzeren Vrouw behoort tot de historische stedenbouwkundige structuur De Muntel.
Daarnaast voert Stichting IJzeren Vrouw aan dat er een planregeling had moeten worden opgenomen voor het aspect archeologie. In het bestemmingsplan van 2010 is namelijk de dubbelfunctie "archeologische waarde" toegekend. Er geldt voor het terrein een hoge archeologische verwachtingswaarde.
21.1.  In wat [appellant sub 2] en Stichting IJzeren Vrouw hebben aangevoerd over de cultuurhistorische waarden van het Prins Hendrikpark, ziet de Afdeling geen aanleiding om te oordelen dat het plan op dit punt onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. In paragraaf 5.15 van de plantoelichting staat dat gekeken is naar de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart en dat alleen de wijk De Muntel is aangeduid als 'historische stedenbouw' en als Rijksbeschermd stadsgezicht is aangewezen, maar dat de gronden van het plangebied, de plas de IJzeren Vrouw en het park daarvan geen onderdeel uitmaken. In het plangebied en in de directe omgeving zijn voor het overige geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of elementen aanwezig, zo staat in de plantoelichting. Ook de Afdeling ziet niet terug dat het park onder de bescherming van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart valt.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
21.2.  In paragraaf 5.15 van de plantoelichting is verder op het aspect archeologie ingegaan. Het is niet waarschijnlijk dat in het plangebied nog intacte resten van bijvoorbeeld de Hinthamersteenweg zijn te verwachten. Om die reden wordt voor de realisatie van de nieuwbouwplannen geen archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht. Mochten er tijdens de werkzaamheden wel archeologische resten tevoorschijn komen, dan is men wettelijk verplicht deze te melden bij de stadsarcheoloog van Den Bosch, zo staat in de plantoelichting. Wat Stichting IJzeren Vrouw heeft aangevoerd, geeft geen grond voor het oordeel dat er een aparte planregeling voor de archeologische aspecten had moeten worden opgenomen. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad voldoende heeft toegelicht dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het plan.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Didam-arrest
22.     Stichting IJzeren Vrouw betoogt dat de raad heeft gehandeld in strijd met het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (hierna: het Didam-arrest). De gemeente erkent dat er een bouwclaim van [partij] op de gronden van het plangebied ligt vanwege in het verleden gemaakte afspraken inzake grondruil. Het bouwproject is ten onrechte onderhands toebedeeld aan [partij] zonder openbare aanbesteding.
22.1.  In het arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778, heeft de Hoge Raad overwogen dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat: "een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn. Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen."
22.2.  Daargelaten of uit wat Stichting IJzeren Vrouw heeft aangevoerd zonder meer kan worden geconcludeerd dat niet aan de onder 22.1 vermelde vereisten uit het arrest van de Hoge Raad is voldaan, betekenen de eventuele gevolgen van dit arrest voor de grondtransactie tussen [partij] en de gemeente ’s-Hertogenbosch niet op voorhand dat het plan als zodanig niet uitvoerbaar is. Het bestemmingsplan regelt niet door welke gegadigde het plan moet worden uitgevoerd. Stichting IJzeren Vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad op voorhand had moeten inzien dat het bestemmingsplan niet kan worden uitgevoerd omdat de daarvoor benodigde gronden in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zoals nader is uitgewerkt in voormeld arrest, aan initiatiefnemer zouden zijn verkocht (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1157).
Het betoog slaagt niet.
Conclusie beroepen tegen het herstelplan
23.     De beroepen van Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] tegen het herstelplan zijn, gelet op het voorgaande, ongegrond.
De beroepen tegen het plan
24.     Zoals onder 7 is overwogen, is het besluit van 5 maart 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Brabantbad", bij het herstelbesluit van 10 september 2024 vervangen. Omdat de beroepen tegen het herstelplan ongegrond zijn en dit herstelplan het plan vervangt, leidt dit ertoe dat het plan geen betekenis meer heeft. Onder deze omstandigheden en nu ook overigens niet is gebleken van enig belang, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] geen belang meer hebben bij een inhoudelijke bespreking van hun beroep tegen het plan. In verband hiermee zijn de beroepen van Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] tegen het besluit van 5 maart 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Brabantbad" niet-ontvankelijk.
Proceskosten
25.     De Afdeling stelt vast dat de raad op zitting heeft erkend dat hij in het herstelplan naar aanleiding van het ingediende beroep van Stichting IJzeren Vrouw wijzigingen heeft doorgevoerd waarmee is beoogd om deels aan dat beroep tegemoet te komen. Onder omstandigheden kan dit aanleiding geven om de raad te veroordelen tot vergoeding van de bij Stichting IJzeren Vrouw opgekomen proceskosten. Dat is hier ook aan de orde.
De door Stichting IJzeren Vrouw opgegeven reiskosten, anders dan voor reizen met het openbaar vervoer, komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat zij niet heeft onderbouwd waarom reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk was. De Afdeling gaat bij het vaststellen van de hoogte van de reiskosten dan ook uit van reizen met het openbaar vervoer. De Afdeling ziet daarnaast geen aanleiding om voor Stichting IJzeren Vrouw een vergoeding toe te kennen voor reiskosten voor meer dan één persoon, omdat zij één beroepschrift heeft ingediend.
26.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden ten aanzien van [appellant sub 2].
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen van Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch van 5 maart 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Brabantbad" niet-ontvankelijk;
II.       verklaart de beroepen van Stichting IJzeren Vrouw en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch van 10 september 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Brabantbad" ongegrond;
III.      veroordeelt de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch tot vergoeding van bij Stichting IJzeren Vrouw in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 51,61;
IV.      gelast dat de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch aan Stichting IJzeren Vrouw het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. H.J.M. Besselink en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Van Ewijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025
867