202403014/1/A2.
Datum uitspraak: 10 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
N.V. Hotel- en Café Restaurantbedrijf Het Jagershuis, gevestigd in Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, [appellant A], wonend in [woonplaats], en [appellant B], wonend in [woonplaats], (hierna: Het Jagershuis en anderen),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 april 2024 in zaak nr. 20/6466 in het geding tussen:
Het Jagershuis en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2020 heeft het college het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland, inclusief het restaurantgebouw Het Jagershuis, aangewezen als gemeentelijk monument.
Bij besluit van 27 oktober 2020 heeft het college het door Het Jagershuis en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2024 heeft de rechtbank het door Het Jagershuis en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben Het Jagershuis en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het Jagershuis en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2025, waarHet Jagershuis en anderen, vertegenwoordigd door [appellant A], bijgestaan door mr. J. Geelhoed, advocaat in Honselersdijk, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. Kooij, mr. A. Zonneveld, mr. C.A.E. Colard, D. Güth en G.J. de Jong, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het Jagershuis en anderen exploiteren op het perceel gelegen aan de Badweg 1 in Hoek van Holland, een restaurant in Het Jagershuis, een gebouw dat onderdeel is van het militair ensemble in het gebied het Voorduin in Hoek van Holland. Het college heeft naar aanleiding van meerdere verzoeken van erfgoedorganisaties het militair ensemble, inclusief het restaurantgebouw, op 19 maart 2019 voorlopig aangewezen als gemeentelijk monument. Het Jagershuis en anderen zijn door het college in de gelegenheid gesteld om hierover hun zienswijze naar voren te brengen. Van deze mogelijkheid hebben Het Jagershuis en anderen bij brief van 29 mei 2019 gebruik gemaakt.
2. Bij het besluit van 21 april 2020, gehandhaafd en aangevuld bij het besluit van 27 oktober 2020, heeft het college het militair ensemble in het gebied Voorduin in Hoek van Holland, inclusief het restaurantgebouw
Het Jagershuis als onderdeel van dat ensemble, aangewezen als gemeentelijk monument. Aan de aanwijzing heeft het college een redengevende omschrijving ten grondslag gelegd en het advies daarover van de Commissie voor Welstand en Monumenten Rotterdam (hierna: de Welstandscommissie). Volgens de redengevende omschrijving gaat het om bouwwerken die functioneel-ruimtelijk-historisch onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en een hecht ensemble vormen dat een indringend en verrassend compleet beeld biedt van de wijze waarop de Duitse bezetter de luchtverdediging ter hand nam. Het gebied maakt deel uit van de Duitse luchtdoelbatterij Nordmole van "de Festung" Hoek van Holland als onderdeel van de Atlantikwall. Het is een militair complex waarbij een groot aantal en een grote diversiteit aan gestandaardiseerde Duitse bunkertypen en andere voorzieningengebouwen bij elkaar zijn gebouwd en behouden. Het college heeft zich met verwijzing naar de redengevende omschrijving op het standpunt gesteld dat het restaurantgebouw Het Jagershuis, als voormalige kantine voor de Duitse soldaten die gestationeerd waren in "de Festung" Hoek van Holland, net als de overige gebouwen waarin de voorzieningen waren gevestigd, van cultuurhistorische waarde is. Het gebouw heeft voldoende originele elementen die een monumentenstatus rechtvaardigen. Het college heeft in het kader van de belangenafweging betrokken dat de aanwijzing tot gemeentelijk monument van restaurantgebouw Het Jagershuis niet betekent dat de herontwikkeling van het terrein onmogelijk is.
Oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid tot aanwijzing van het militair ensemble van het Voorduin in Hoek van Holland, inclusief het restaurantgebouw Het Jagershuis, als gemeentelijk monument heeft kunnen komen. De monumentale waarden van het pand zijn in de redengevende omschrijving en het advies van de Welstandscommissie zorgvuldig in kaart gebracht. Het door Het Jagershuis en anderen in beroep overgelegde advies van Prent van 12 oktober 2023 vormt naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om aan de redengevende omschrijving te twijfelen. Dit advies bevestigt immers de conclusie dat het restaurantgebouw als onderdeel van het militair ensemble cultuurhistorische waarde heeft. De rechtbank heeft daarnaast overwogen dat het college een ensemble met cultuurhistorische waarde mag aanwijzen als gemeentelijk monument en dat daarbij, anders dan Het Jagershuis en anderen betogen, niet vereist is dat een gebouw dat onderdeel uitmaakt van dat ensemble op zichzelf, dus los van het ensemble, ook monumentale waarde heeft. De monumentale waarde van een gebouw kan juist ook gelegen zijn in het feit dat dit onderdeel uitmaakt van een ensemble. Naar het oordeel van de rechtbank valt het onder de beoordelingsruimte van het college om te besluiten of hiervan sprake is. Uit de door Het Jagershuis en anderen aangehaalde rechtspraak kan geen algemene regel worden afgeleid op grond waarvan zowel een ensemble als de objecten die daarvan onderdeel uitmaken ieder afzonderlijk monumentale waarde moeten hebben om tot aanwijzing van het ensemble als gemeentelijk monument te kunnen komen. De rechtbank kan Het Jagershuis en anderen evenmin volgen in hun stelling dat het college bij afweging van de betrokken belangen redelijkerwijs niet tot de aanwijzing had kunnen komen door meer gewicht toe te kennen aan het belang van aanwijzing van het militair ensemble, inclusief restaurantgebouw Het Jagershuis, tot monument. Naar het oordeel van de rechtbank hebben Het Jagershuis en anderen onvoldoende onderbouwd welke negatieve gevolgen de monumentenstatus van het restaurantgebouw heeft voor de voorgenomen herontwikkeling. Het college heeft volgens de rechtbank deugdelijk gemotiveerd dat de aanwijzing herontwikkelingsplannen niet onmogelijk maken, ook al is dat wellicht niet de herontwikkeling die
Het Jagershuis en anderen voor ogen stond.
Hoger beroep en de beoordeling daarvan
4. Anders dan het Jagershuis en anderen in hoger beroep betogen is het niet in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Monumentenverordening Rotterdam 2010 (hierna: de Monumentenverordening) dat een individuele onroerende zaak binnen een gebied wordt aangewezen uitsluitend vanwege de ensemble waarde van een geheel. De bepaling luidt: "Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, besluiten een onroerende zaak, niet zijnde een rijksmonument, aan te wijzen als gemeentelijk monument." Alleen onroerende zaken kunnen dus worden aangewezen als monument. Deze bepaling staat er niet aan in de weg dat een onroerende zaak als onderdeel van een ensemble van meerdere onroerende zaken wordt aangewezen als gemeentelijk monument. Evenmin volgt er uit dat een onroerende zaak op zichzelf monumentale waarde moet hebben om als onderdeel van dat ensemble te worden aangewezen als gemeentelijk monument.
Het betoog slaagt niet.
5. De gronden die het Jagershuis en anderen in hoger beroep voor het overige hebben aangevoerd over de beschermingswaardigheid van het restaurantgebouw, de stelling dat het afzonderlijke gebouw op zichzelf monumentale waarde moet hebben en de belangenafweging, zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Het Jagershuis en anderen hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 15 tot en met 28 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Soest-Ahlers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025
343-972