ECLI:NL:RVS:2025:4281
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie
Op 8 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, in hoger beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 17 april 2025 besloten om de aanvraag van verzoeker af te wijzen. Hierop volgde een uitspraak van de rechtbank Den Haag op 19 augustus 2025, waarin het beroep van verzoeker ongegrond werd verklaard. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van verzoeker in overweging genomen en besloten dat hij niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 907,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker heeft afgewogen tegen de belangen van de staat.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 september 2025, en de voorzieningenrechter was mr. A. Kuijer, bijgestaan door griffier mr. K. Veen.