202106983/1/R4.
Datum uitspraak: 3 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in [woonplaats],
appellanten,
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2021 heeft de minister het saneringsplan "West-Nederland Zuid-Fase 2" (hierna: het saneringsplan) vastgesteld en geluidproductieplafonds verlaagd.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 14 mei 2025, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. D. Tieleman, vergezeld door D. van der Gugten, is verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 3.3, tweede lid, aanhef en onder a en c, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet blijft hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) van toepassing op een op grond van artikel 11.56, eerste lid, van de Wm ingediend verzoek tot vaststelling van een saneringsplan totdat dit saneringsplan onherroepelijk is en op een op grond van artikel 11.63, eerste lid, van de Wm ingediend verzoek tot verlaging van geluidproductieplafonds totdat deze verlaging onherroepelijk is.
Dat betekent dat in dit geval hoofdstuk 11 van de Wm, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het saneringsplan heeft betrekking op diverse wegvakken van de rijkswegen A12, A13, A16, A20, A29, N3, N11 en N44 in de provincie Zuid-Holland. Het saneringsplan bevat bronmaatregelen en afschermende maatregelen die ertoe leiden dat de geluidproductieplafonds op referentiepunten langs een aantal van deze rijkswegen moeten worden verlaagd.
3. [appellant A] en [appellant B] wonen aan de [locatie] in Klaaswaal, gemeente Hoeksche Waard. Zij wonen nabij de rijksweg A29 op een afstand van ongeveer 3,65 km ten noorden van het wegvak van de A29 waarop het saneringsplan betrekking heeft. [appellant A] en [appellant B] zijn het niet eens met het saneringsplan, omdat hun woning niet als saneringsobject is aangemerkt.
De ontvankelijkheid van het beroep
4. De minister stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellant A] en [appellant B] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De minister wijst daarbij op de afstand tussen de woning van [appellant A] en [appellant B] en het meest nabij die woning gelegen wegvak waarop het saneringsplan betrekking heeft.
4.1. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
4.2. [appellant A] en [appellant B] wonen op ongeveer 3,65 km afstand van het meest nabij hun woning gelegen wegvak waarop het saneringsplan betrekking heeft. Deze afstand is naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het saneringsplan betrokken belang aan te kunnen nemen. [appellant A] en [appellant B] zijn daarom geen belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit tot vaststelling van het saneringsplan.
4.3. In de uitspraken van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, en 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, is de Afdeling ingegaan op de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7, over de toepassing van artikel 6:13 Awb. Uit die uitspraken blijkt dat in zaken waarin de wetgever eenieder de mogelijkheid heeft gegeven om zienswijzen naar voren te brengen, allen die zienswijzen naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit, toegang hebben tot de rechter, ook al zijn zij geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Indien geen gebruik is gemaakt van de gelegenheid om zienswijzen in te dienen, en het indienen daarvan niet verschoonbaar is, bestaat alleen recht op toegang tot de rechter indien betrokkene belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. 4.4. Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. [appellant A] en [appellant B] hebben geen zienswijze naar voren gebracht over het ontwerpbesluit. Niet in geschil is dat hun dit redelijkerwijs kan worden verweten. Gelet hierop en gezien de omstandigheid dat [appellant A] en [appellant B] geen belanghebbenden bij het besluit tot vaststelling van het saneringsplan zijn, is het door [appellant A] en [appellant B] ingestelde beroep naar het oordeel van de Afdeling niet-ontvankelijk.
Slotsom
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Robben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2025
610-1133