202300932/1/R1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Rust bij de Kust, gevestigd in Haarlem,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 3 januari 2023 in zaak nr. 22/74 in het geding tussen:
de Stichting
en
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort.
Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2021 heeft het college het verzoek van de Stichting om handhavend op te treden wegens overtreding van voorschrift 5.2, aanhef en onder a, opgenomen in de vergunning van 12 september 1997, verleend voor de exploitatie van het Circuit Park Zandvoort, afgewezen.
Bij besluit van 30 november 2021 heeft het college onder andere het besluit van 11 mei 2021, naar aanleiding van het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 3 januari 2023 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 november 2021 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten.
Tegen deze uitspraak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld.
De Stichting en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2025, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door dr. J.A.P.M. de Laat, als deskundige, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Beemster, R.M. van der Werf en ir. Th. Höngens, als deskundige, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Exploitatie Circuit Park Zandvoort B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en F.A.G.M. Schermer, als deskundige, als partij gehoord.
Overwegingen
Vooraf
Overgangsrecht Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt.
Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan op 22 februari 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. De Stichting heeft het college bij brief van 22 februari 2021 verzocht handhavend op te treden wegens overtreding van voorschrift 5.2, aanhef en onder a, uit de destijds bij besluit van 12 september 1997 verleende milieuvergunning op grond van artikel 8.4 van de Wet Milieubeheer, zoals dat artikel gold ten tijde van belang.
Bij besluit van 11 mei 2021 heeft het college het verzoek van de Stichting afgewezen.
Beoordeling van het hoger beroep
3. De Stichting betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat op 22 juli 2020 wel een overtreding was begaan waartegen het college handhavend diende op te treden. Zij wijst erop dat op meetpunt 1 op 22 juli 2020 een waarde is gemeten van 77,6 dB(A). Uitgaande van een overdrachtsverzwakking van -26 dB(A) vermeerderd met 5 dB(A) vanwege tonaalgeluid, leidt dit volgens de Stichting tot een geluidsbelasting van 55,6 dB(A) op meetpunt 2a. Dat resulteert in een overschrijding van het ter plaatse toegestane maximum van 55 dB(A), aldus de Stichting. De rechtbank is volgens haar ten onrechte tot de conclusie gekomen dat niet is komen vast te staan dat de overdrachtsverzwakking tussen meetpunt 1 en meetpunt 2a -26 dB(A) is. Volgens haar volgt uit de bij besluit van 4 februari 2011 verleende revisievergunning dat de overdrachtsverzwakking -26 dB(A) bedraagt. Omdat, wanneer wordt uitgegaan van een overdrachtsverzwakking van -26 dB(A) vermeerderd met 5 dB(A) vanwege tonaalgeluid, wel een overtreding was begaan op 22 juli 2020, heeft de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit van 30 november 2021 in stand gelaten, aldus de Stichting.
In een nader stuk wijst de Stichting op het rapport "Overdrachtsverzwakking circuit Zandvoort" van M+P van 24 september 2024, welk onderzoek in opdracht van het college is uitgevoerd. Uit dat onderzoek volgt dat de overdrachtsverzwakking tussen onder andere meetpunt 1 en meetpunt 2a -26,4 dB(A) bedraagt.
3.1. Wat door de Stichting in hoger beroep is aangevoerd over dat de overdrachtsverzwakking van 26,4 dB(A) kan worden afgeleid uit de revisievergunning van 4 februari 2011, komt in de kern neer op een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling ziet in wat door haar in hoger beroep is aangevoerd, geen aanleiding om anders te oordelen dan wat de rechtbank in zoverre heeft gedaan. De Afdeling kan zich in zoverre vinden in het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking komt en in de onder 2.3.2 tot en met 3 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Gelet op het in hoger beroep door de Stichting overgelegde rapport van M+P van 24 september 2024 is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 30 november 2021 ten onrechte in stand heeft gelaten. Uit dat rapport volgt een akoestische onderbouwing van de overdrachtsverzwakking tussen meetpunt 1 en meetpunt 2a, namelijk -26,4 dB(A). Het college moet daarom een nieuw besluit nemen op het bezwaar van de Stichting tegen het besluit van 11 mei 2021, waarbij het rapport van M+P van 24 september 2024 wordt betrokken.
Het betoog slaagt.
Handhaving tonaal geluid
4. Het betoog van de Stichting, dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college moet worden opgedragen meer te controleren op de aanwezigheid van tonaalgeluid afkomstig van het gebruik van het Circuit Park Zandvoort, treft geen doel. In deze procedure is alleen de vraag aan de orde of de rechtbank het beroep van de Stichting, gericht tegen het bij besluit van 30 november 2021 in stand gelaten besluit van 11 mei 2021, tot afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden, terecht gegrond heeft verklaard. Alleen al om deze reden is er in deze procedure geen ruimte voor de beoordeling van haar verzoek over de frequentie van het controleren op tonaalgeluid afkomstig van het gebruik van het Circuit Park Zandvoort.
Conclusie en slot
5. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd, voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 30 november 2021 in stand heeft gelaten. De uitspraak moet voor het overige worden bevestigd, voor zover aangevallen.
6. Het college moet de proceskosten vergoeden. De proceskosten bestaan uit reiskosten voor [gemachtigde] en de meegebrachte deskundige dr. J.A.P.M. de Laat. Op het proceskostenformulier heeft de Stichting opgegeven dat er deskundigenkosten zijn gemaakt voor de werkzaamheden en tijdsverzuim wegens het bijwonen van de zitting. De kosten worden forfaitair vastgesteld op 4 uur.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 3 januari 2023 in zaak nr. 22/74, voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort van 30 november 2021 in stand heeft gelaten;
III. bevestigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 3 januari 2023 in zaak nr. 22/74, voor zover aangevallen voor het overige;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort tot vergoeding van bij Stichting Rust bij de Kust in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 704,94;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort aan Stichting Rust bij de Kust het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 548,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
776