202400426/1/A3.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in [plaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 november 2023 in zaken nrs. 22/2816 en 23/1188 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Asten.
Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2022 heeft het college gereageerd op een verzoek om informatie van [appellant] van 25 augustus 2021.
Bij besluit van 5 oktober 2022 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 12 april 2022 herroepen voor zover het verzoek van [appellant] over de gedoogbrieven is afgehandeld als een herhaald verzoek om informatie, het verzoek over de gedoogbrieven afgewezen en het besluit voor het overige in stand gelaten.
Bij besluit van 21 november 2022 heeft het college gereageerd op een verzoek om informatie van [appellant] van 2 oktober 2022.
Tegen het besluit van 21 november 2022 heeft [appellant] met toepassing van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met toestemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 17 november 2023 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 5 oktober 2022 en 21 november 2022 ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2025, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door D.C.J.H. van Gerven en T.A.C.I. Luijben, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
Gedoogbrieven gemeente Someren uit 1994
1. Op 25 augustus 2021 heeft [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) het volgende verzoek ingediend:
"Bij deze verzoeken wij u om de volgende gegevens te verstrekken die betrekking hebben op grondstukken sectie p 1259-1260-1264;
In het rapport van 28 september 2017 staat dat:
- deze opstallen in 1994 zijn gedoogd door de gemeente someren
-dit gebouw is door de gemeente someren in 1994 gedoogd toen het perceel werd overgedragen naar de gemeente asten.
Graag ontvangen wij de gedoogbrieven van 1994, met daarbij de gegevens van de overdracht van de percelen van de gemeente someren naar de gemeente asten in 1994."
1.1. Bij het besluit van 12 april 2022 heeft het college de volgende vier geanonimiseerde documenten verstrekt over de overdracht van de percelen P1259, P1260 en P1264 van gemeente Someren naar gemeente Asten in 1994:
1. persinformatie vanuit de Provincie Noord-Brabant van 8 maart 1994, over het voorstel van GS aan Provinciale Staten tot vaststelling van de ontwerpregeling tot herindeling van Zuidoost-Brabant;
2. een kaart horende bij het herindelingsplan, van februari 1993;
3. het voorstel aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten over de kennisgeving van de vastgestelde ontwerp-herindelingsregeling;
4. de kaart van de gemeente Asten, behorende bij de gemeentelijke herindeling van Zuidoost-Brabant (2005).
1.2. Bij het besluit van 5 oktober 2022 heeft het college het bezwaar van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van 12 april 2022 herroepen voor zover het verzoek van [appellant] over de gedoogbrieven uit 1994 is afgehandeld als een herhaald verzoek om informatie. Over de gedoogbrieven heeft het college vermeld dat deze brieven, voor zover deze bestaan hebben, niet voorhanden zijn en ook niet meer voorhanden behoren te zijn, gezien de wettelijke bewaartermijnen.
Vervolgacties op perceel M1545
2. Op 2 oktober 2022 heeft [appellant] op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo) het volgende verzoek ingediend:
"Bij deze verzoeken wij u alle gegevens te verstrekken die te maken hebben met de vervolg acties door de gemeente asten op het perceel m 1545 gelegen aan de kanaalweg te asten.
Gevraagd worden alle gegevens die vastgelegd zijn op welke wijze dan ook naar aanleiding van de controle die de gemeente aldaar heeft gehouden waar vastgesteld werd dat er diverse opstallen aanwezig waren, en kennelijk de eigenaar/gebruiker aan is geschreven het perceel op te ruimen. Dit houd ook in de asbestsaneringspapieren, en alle gegevens die intern gebruikt zijn, zoals telefoonnotities samenvattingen, overlegnotities en dergelijke."
2.1. Bij het besluit van 21 november 2022 heeft het college te kennen gegeven dat er geen vervolgacties zijn geweest, waardoor geen stukken hierover voorhanden zijn. Verder heeft het college vermeld dat er geen sprake is van een aanschrijving richting de eigenaar/gebruiker van het perceel M1545, waardoor het college hierover geen documenten kan overleggen.
2.2. [appellant] heeft tegen dit besluit rechtsreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Uitspraak rechtbank
Gedoogbrieven gemeente Someren uit 1994
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de mededeling van het college dat er niet meer documenten onder hem berusten dan nu openbaar zijn gemaakt, niet ongeloofwaardig is en dat voldoende inzichtelijk is gemaakt hoe en waar er is gezocht. De enkele stelling van [appellant] dat het college eerder wel aanwezige stukken heeft laten verdwijnen berust op vermoedens die, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende aanleiding geven voor het oordeel dat [appellant] die stelling aannemelijk heeft gemaakt of dat de zoekslag die het college heeft toegepast onvoldoende zorgvuldig is geweest.
Vervolgacties op perceel M1545
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de mededeling van het college dat er niet meer documenten onder hem berusten dan nu openbaar zijn gemaakt, niet ongeloofwaardig is en dat voldoende inzichtelijk is gemaakt hoe en waar er is gezocht. [appellant] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er meer documenten aanwezig zijn. Het uiten van vermoedens is hiervoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. [appellant] heeft weliswaar gesteld dat hij beschikt over een verklaring van de eigenaar van het perceel dat er een aanschrijving is geweest, maar heeft deze niet overgelegd, aldus de rechtbank.
Ontvankelijkheid hoger beroep
5. Het college stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is, omdat hij te laat hoger beroep heeft ingesteld. De Afdeling stelt vast dat de hogerberoepstermijn van zes weken met drie dagen is overschreden. [appellant] heeft op 16 februari 2024 gereageerd op de termijnoverschrijding. Gelet op deze reactie is de Afdeling van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding niet aan [appellant] kan worden toegerekend.
Hoger beroep
Gedoogbrieven gemeente Someren uit 1994
6. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder het college berusten dan nu openbaar zijn gemaakt. Hiertoe voert hij aan dat in twee rapporten van de gemeente Asten, met zaaknummer TC17-1086-01 en TC17-0461-01, staat: "Dit gebouw is door de gemeente Someren in 1994 gedoogd toen het perceel werd overgedragen naar de gemeente Asten", en: "De gebouwen staan zonder vergunning, gemeente Someren heeft in 1994 de gebouwen gedoogd toen deze percelen naar de gemeente Asten gingen". Volgens [appellant] volgt hieruit dat de gemeente Asten over brieven moet beschikken die gaan over deze gedoogverklaring.
6.1. Net als de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de mededeling van het college dat er niet meer documenten om hem berusten dan nu openbaar zijn gemaakt, niet ongeloofwaardig is. De Afdeling verwijst voor de onderbouwing hiervoor naar punt 21 van de uitspraak van de rechtbank.
[appellant] betoogt dat er toch meer stukken onder het college moeten berusten gelet op twee rapporten van de gemeente Asten. De Afdeling heeft de rapporten ingezien en stelt vast dat uit de rapporten alleen kan worden afgeleid dat gebouwen door de gemeente Someren werden gedoogd toen de percelen in 1994 werden overgedragen naar de gemeente Asten. Uit de rapporten kan niet worden afgeleid dat de gemeente Asten in het bezit moet zijn van meer documenten over dit gedogen door de gemeente Someren. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten over de gedoogverklaring onder het college moeten berusten.
Het betoog slaagt niet.
Vervolgacties op perceel M1545
7. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder het college berusten dan nu openbaar zijn gemaakt. Hij heeft een omgevingsvergunning van 21 februari 2022 overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat er meer stukken over vervolgacties op het perceel M1545 moeten zijn.
7.1. Net als de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de mededeling van het college dat er niet meer documenten onder hem berusten dan nu openbaar zijn gemaakt, niet ongeloofwaardig is. De Afdeling verwijst voor de onderbouwing hiervoor naar punt 26 van de uitspraak van de rechtbank.
De rechtbank heeft verder terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder het college moeten berusten. Uit de door [appellant] overgelegde aanvraag van een omgevingsvergunning volgt niet dat het college in het bezit is van stukken over vervolgacties op het perceel M1545. [appellant] stelt dat hij in het bezit is van een verklaring van de eigenaar van het perceel dat er een aanschrijving is geweest, maar heeft deze niet overgelegd.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
9. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E. de Bakker, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Bakker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
1031