ECLI:NL:RVS:2025:4093

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
202400424/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid door appellant tegen college van burgemeester en wethouders van Asten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het college van burgemeester en wethouders van Asten had op 9 februari 2023 een verzoek van [appellant] om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) buiten behandeling gesteld. Het college stelde dat [appellant] misbruik maakte van zijn recht om informatie op te vragen. De rechtbank oordeelde echter dat het college onvoldoende had gemotiveerd dat er sprake was van misbruik van recht en vernietigde het besluit van het college.

Na de uitspraak van de rechtbank heeft het college op 22 februari 2024 een nieuw besluit genomen, maar bleef het bij zijn standpunt dat [appellant] misbruik maakte van zijn recht. [appellant] ging in hoger beroep tegen deze nieuwe beslissing. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het college in zijn nieuwe besluit niet voldoende rekening had gehouden met de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was, maar dat het beroep tegen het besluit van 22 februari 2024 gegrond was. Het college werd opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw en inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van [appellant]. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 27 augustus 2025.

Uitspraak

202400424/1/A3.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in [plaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 17 november 2023 in zaak nr. 23/911 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Asten.
Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2023 heeft het college gereageerd op een verzoek van [appellant] op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo).
Tegen dit besluit heeft [appellant] met toepassing van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en met toestemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 17 november 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 februari 2023 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit moet nemen op het verzoek van [appellant], waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 22 februari 2024 heeft het college opnieuw op het Woo-verzoek van [appellant] gereageerd.
[appellant] heeft gronden van beroep tegen dit besluit ingediend.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2025, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door D.C.J.H. van Gerven en T.A.C.I. Luijben, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 29 januari 2023 heeft [appellant] op grond van de Woo het volgende verzoek om informatie bij het college ingediend:
"Met dit woo verzoek word gevraagd om alle gegevens te overleggen van het door gemeente asten gebruikte fototoestel (len) gebruikt bij controles op de kanaalweg, in sept 2017, 13 9 2018, 22 1 2019 op de terreinen P 1259, 1260, 1264.
Zijnde gegevens waar aangeschafte toestellen aan moeten voldoen, opdracht(en) tot  aanschaf, rekening(en), specificaties, gebruiksaanwijzing(en) gegevens van de geselecteerde instellingen wat betreft opgeslagen formaten, werkopdrachten met betrekking van gebruik, instructies gegeven door de opdrachtgever van controles mbt gebruik vast te leggen gegevens, instructies mbt "ontwijken" van vast te stellen, en te fotograferen aanwezige aanwijzingen op voornoemde terreinen. Kortom instructies vooraf gegeven wat wel, en wat niet vast te leggen en te archiveren."
1.1.    Bij het besluit van 9 februari 2023 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat [appellant] de informatie niet opvraagt vanuit de doelstelling van de Woo tot openbaarmaking van publieke gegevens, maar is het doel van [appellant] om door hem gestelde onregelmatigheden, strijdigheden en onwaarheden door medewerkers van de gemeente aan de kaak te stellen. Volgens het college maakt [appellant] hiermee misbruik van zijn recht om informatie op te vragen op grond van de Woo. Het college heeft daarom het verzoek om informatie op grond van artikel 4.6 van de Woo buiten behandeling gesteld.
1.2.    [appellant] heeft tegen dit besluit rechtsreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Uitspraak rechtbank
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van misbruik van recht. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een zwaarwichtige grond om aan te nemen dat [appellant] zijn recht zodanig evident heeft gebruikt zonder redelijk doel of kennelijk voor een ander doel dan waartoe het is gegeven, dat het aanwenden daarvan blijkt geeft van kwader trouw. De rechtbank heeft daarom het besluit van 9 februari 2023 vernietigd en het college opgedragen om een nieuw en inhoudelijk besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak.
Besluit van 22 februari 2024
3.       Het college heeft ter uitvoering van de rechtbankuitspraak op 22 februari 2024 een nieuw besluit op het verzoek om informatie genomen. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
3.1.    In dit besluit heeft het college zich nogmaals op het standpunt gesteld dat [appellant] met zijn Woo-verzoek kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie in de zin van artikel 4.6 van de Woo en heeft hiervoor een nadere motivering gegeven.
Ontvankelijkheid hoger beroep
4.       Het college stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is, omdat hij te laat hoger beroep heeft ingesteld. De Afdeling stelt vast dat de hogerberoepstermijn van zes weken met drie dagen is overschreden. [appellant] heeft op 16 februari 2024 gereageerd op de termijnoverschrijding. Gelet op deze reactie is de Afdeling van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding niet aan [appellant] kan worden toegerekend.
Hoger beroep
5.       [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechtbank volgens hem ten onrechte niet inhoudelijk is ingegaan op zijn zaak.
5.1.    Bij de rechtbank lag alleen de vraag voor of het college het Woo-verzoek van [appellant] terecht op grond van artikel 4.6 van de Woo buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd en heeft het college opgedragen om een nieuw en inhoudelijk besluit te nemen. Gezien het voorgaande hoefde de rechtbank niet inhoudelijk op de zaak van [appellant] in te gaan.
Het betoog slaagt niet.
Beroep tegen het besluit van 22 februari 2024
6.       [appellant] betoogt dat het college niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank om een nieuw en inhoudelijk besluit te nemen, omdat het college zich in het besluit van 22 februari 2024 nog steeds op het standpunt stelt dat [appellant] misbruik maakt van recht in de zin van artikel 4.6 van de Woo.
6.1.    De Afdeling overweegt dat het college in het nieuwe besluit van 22 februari 2024 geen rekening heeft gehouden met de inhoud van de uitspraak van de rechtbank, omdat het college zich in het nieuwe besluit nogmaals op het standpunt stelt dat [appellant] met zijn Woo-verzoek kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie in de zin van artikel 4.6 van de Woo. Dit komt niet overeen met de opdracht van de rechtbank, namelijk dat het college een nieuw en inhoudelijk besluit neemt op het Woo-verzoek van [appellant]. Als het college het niet eens was met de uitspraak van de rechtbank, had het college in hoger beroep moeten gaan. Dit heeft het college niet gedaan.
Het betoog slaagt.
Conclusie
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
8.       Het beroep tegen het besluit van 22 februari 2024 is gegrond. Dat besluit moet worden vernietigd. De Afdeling zal het college opdragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw en inhoudelijk besluit op bezwaar te nemen.
9.       Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Asten van 22 februari 2024 gegrond;
III.      vernietigt dat besluit;
IV.      draagt het college van burgemeester en wethouders van Asten op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E. de Bakker, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Bakker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025
1031