202503763/1/A2.
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
en
het College van bestuur van HAN University of Applied Sciences (hierna: het CvB),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 27 februari 2025 heeft de Commissie Profileringsfonds HAN, namens het CvB, de aanvraag van [appellante] om financiële ondersteuning uit het Profileringsfonds afgewezen.
Bij beslissing van 18 juni 2025 heeft het CvB het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2025, waar [appellante] is verschenen. Het CvB, vertegenwoordigd door mr. M. Schoonbeek en mr. R.E. Jansen, heeft door middel van een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] volgt sinds 1 september 2022 de bacheloropleiding Commerciële Economie Duaal (hierna: de opleiding) aan HAN University of Applied Sciences. Op 27 oktober 2023 is zij slachtoffer geworden van een verkeersongeluk. De impact van het verkeersongeluk in combinatie met de verschillende juridische procedures tegen haar voormalige werkgever en de onderwijsinstelling heeft er volgens [appellante] toe geleid dat zij niet in staat was om haar opleiding voort te zetten. Zij heeft zich daarom op 10 december 2023 uitgeschreven. Op 15 januari 2025 heeft zij een aanvraag voor financiële ondersteuning uit het Profileringsfonds ter hoogte van € 600,00 per maand ingediend ter compensatie van de door haar opgelopen studievertraging. [appellante] heeft zich per 1 september 2025 weer ingeschreven voor de deeltijdvariant van de opleiding.
Besluitvorming
2. Het CvB heeft het bezwaar van [appellante] tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond verklaard en daaraan het advies van de Geschillenadviescommissie van 26 mei 2025 ten grondslag gelegd. In dat advies is onder meer het volgende vermeld. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling Profileringsfonds van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (hierna: de Regeling) komen slechts ingeschreven studenten in aanmerking voor financiële ondersteuning vanuit het Profileringsfonds. [appellante] stond ten tijde van haar aanvraag niet ingeschreven. Verder staat in artikel 1, vierde lid, van de Regeling dat een student niet tegelijkertijd aanspraak kan maken op een prestatiebeursverlening van DUO en een uitkering uit het Profileringsfonds. Omdat DUO aan [appellante] twaalf maanden verlenging van haar prestatiebeurs heeft toegekend, zal zij dit eerst moeten opmaken voordat zij in aanmerking komt voor een uitkering uit het Profileringsfonds. Verder is geen aanleiding gezien voor toepassing van de hardheidsclausule. Het doel van de Regeling is om studenten financiële hulp te bieden als zij door bijzondere omstandigheden geen aanspraak meer kunnen maken op een prestatiebeurs, terwijl zij nog enige tijd studie voor de boeg hebben. Daarvan is in het geval van [appellante] geen sprake. Ook is het Profileringsfonds niet bedoeld voor schadevergoeding of genoegdoening voor nalatigheid van de onderwijsinstelling.
Het beroep en de beoordeling daarvan
3. [appellante] betoogt dat in haar geval ten onrechte niet de hardheidsclausule is toegepast. De hardheidsclausule is juist bedoeld voor een uitzonderlijk geval zoals dat van haar, waar sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder haar chronische depressie en de stelstelmatige schending van de zorgplicht door de onderwijsinstelling. Onder verwijzing naar de uitspraak van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: het CBHO) van 30 maart 2021, CBHO 2021/006.5, betoogt [appellante] verder dat het CvB haar aanvraag niet enkel had mogen afwijzen omdat zij ten tijde van de aanvraag niet als student stond ingeschreven.
3.1. Uit artikel 7.51, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) volgt dat het Profileringsfonds is bedoeld om financiële ondersteuning te bieden aan bij de onderwijsinstelling ingeschreven studenten. Omdat [appellante] ten tijde van zowel haar aanvraag en de beslissing van 27 februari 2025, als ten tijde van de beslissing op bezwaar van 18 juni 2025 niet als student bij de onderwijsinstelling stond ingeschreven, heeft het CVB de aanvraag terecht afgewezen en de afwijzing terecht gehandhaafd. De Afdeling overweegt verder dat, daargelaten of met toepassing van de hardheidsclausule kan worden afgeweken van de eis om als student ingeschreven te staan, van een onevenredige hardheid niet is gebleken. [appellante] had ten tijde van haar aanvraag namelijk nog aanspraak op tweeëntwintig maanden prestatiebeurs, zodat een aanvraag om een uitkering uit het Profileringsfonds alleen al om die reden niet aan de orde was. Verder staat in de uitspraak van het CBHO van 30 maart 2021, CBHO 2021/006.5, niet dat de student in die zaak niet stond ingeschreven. Die uitspraak ziet reeds om deze reden niet op een vergelijkbaar geval.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Het CvB hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025
488-1160