ECLI:NL:RVS:2025:395
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 4 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had op 28 november 2024 besloten om de aanvraag van de vreemdeling niet in behandeling te nemen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 23 januari 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.N. Schalken, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld over de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek van de vreemdeling af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.