202503914/1/A2.
Datum uitspraak: 13 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
de commissie van beroep voor de examens ROC Nijmegen (hierna: de commissie),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 14 april 2025 heeft de teammanager pedagogisch werk (hierna: teammanager), namens de examencommissie, aan [appellant] een negatief bindend studieadvies (hierna: NBSA) gegeven voor de opleiding Sociaal werker, niveau 4, bij ROC Nijmegen (hierna: de opleiding).
Bij beslissing van 2 juni 2025 heeft de commissie het door [appellant] hiertegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. D. Hartevelt, advocaat te Utrecht, en de commissie, vertegenwoordigd door J.F.E. van Halder, M.L. van Erp en G.A. van der Grift, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is op 1 augustus 2024 gestart met de opleiding. Op 12 februari 2025 heeft hij een voorlopig studieadvies (hierna: VSA) gekregen met als oordeel ‘twijfel’ en heeft hij het advies gekregen om extra ondersteuning te volgen voor het vak Nederlands en zijn inzet en houding tijdens de lessen te verbeteren. Op 10 april 2025 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] en de studieloopbaanbegeleider over het voornemen een NBSA te geven. Tijdens dit gesprek heeft [appellant] voor het eerst gemeld dat er persoonlijke omstandigheden zijn die zijn studievoortgang belemmeren.
2. Omdat de teammanager heeft vastgesteld dat [appellant] sinds het VSA, ondanks extra ondersteuning, onvoldoende voortgang heeft behaald en van mening is dat hij niet in staat is de opleiding te halen binnen de gestelde richtlijnen, zoals deze zijn vastgelegd in de Onderwijs en Examenregeling (hierna: de OER), heeft zij, namens de examencommissie, [appellant] een NBSA gegeven.
Gronden van beroep
3. [appellant] voert aan dat de commissie zijn NBSA ten onrechte in stand heeft gelaten. De teammanager heeft ten onrechte geen rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. In januari 2025 is zijn vader onwel geworden in het buitenland en verlamd geraakt. Op [appellant] rustte daardoor een grote last voor de zorg van het gezin en als mantelzorger. Deze onverwachte grote verantwoordelijkheid heeft geleid tot stress en verminderde concentratie, wat direct verband houdt met de afname in studiefocus en -resultaten. Hoewel [appellant] de persoonlijke omstandigheden volgens de OER niet tijdig heeft gemeld, mocht de commissie hier niet aan voorbij gaan. De omstandigheden hadden veel invloed op zijn dagelijkse functioneren en op zijn studieresultaten en -voortgang. De verminderde deelname van [appellant] aan het onderwijs biedt de onderwijsinstelling onvoldoende informatie om hem als student als "geschikt" of "niet geschikt" te beoordelen. Door een NBSA te geven, heeft de teammanager een onjuiste toepassing gegeven aan wat staat in artikel 8.1.7a van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Standpunt van de commissie
4. De commissie heeft vastgesteld dat de persoonlijke omstandigheden van [appellant] - een zieke vader en mantelzorg - volgens de wet kwalificeren als persoonlijke familieomstandigheden. In diverse documenten, zoals de OER en de studiegids, staat dat tijdig melding gedaan moet worden van persoonlijke omstandigheden. [appellant] heeft erkend die documenten te kennen en bekend te zijn met de inhoud. Omdat [appellant] voor het eerst bij het NBSA zijn persoonlijke omstandigheden heeft medegedeeld, heeft hij dit niet tijdig gedaan en kan hij niet met succes een beroep hierop doen.
Beoordeling beroep
5. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] niet voldoet aan de studievoortgangsnorm. In geschil is of de commissie, met inachtneming van de door [appellant] gestelde persoonlijke omstandigheden, de teammanager terecht is gevolgd in het standpunt dat [appellant] niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de commissie het NBSA terecht in stand gelaten. Zij licht dit oordeel hieronder toe.
5.1. Op grond van artikel 4.1.3 van de OER krijgt een student een NBSA als er te weinig studievoortgang is en extra begeleiding, een verbeterplan en een schriftelijke waarschuwing geen effect hebben gehad. In artikel 16, vijfde lid, van het Studentenstatuut is bepaald dat indien persoonlijke omstandigheden invloed (kunnen) hebben op de studievoortgang en daardoor gevolgen kunnen hebben voor het (negatief) bindend studieadvies, de student dit zo spoedig mogelijk, schriftelijk dient te melden bij de studieloopbaanbegeleider. De student is zelf verantwoordelijk dit tijdig kenbaar te maken. Doet de student dit niet, dan kunnen de persoonlijke omstandigheden niet meegewogen worden in het besluit tot het bindend studieadvies.
5.2. Uit de door de commissie overgelegde stukken en verklaringen blijkt dat [appellant] sinds het VSA geen of een onvoldoende beroepshouding heeft laten zien. Daarnaast heeft hij zelf besloten niet mee te werken aan de aangeboden capaciteitentest en de TNT-test niet afgerond, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor het NT2-traject om zijn Nederlands te verbeteren. [appellant] heeft daardoor ook onvoldoende voortgang getoond bij de AVO-vakken.
5.3. Op 10 april 2025 heeft de studieloopbaanbegeleider [appellant] laten weten dat hij een NBSA krijgt. Tijdens dit gesprek heeft [appellant] voor het eerst te kennen gegeven dat hij sinds januari 2025 de zorg draagt voor zijn vader. Het had op zijn weg gelegen om in ieder geval direct na het VSA in februari 2025 al melding te maken van deze persoonlijke omstandigheden, zeker wanneer deze omstandigheden zo ernstig waren, dat deze de door hem gestelde gevolgen hadden. Dit heeft [appellant] niet gedaan. Omdat [appellant] geen enkel medisch stuk over de situatie van zijn vader heeft overgelegd, ontbreekt het bovendien aan objectieve bewijsmiddelen van de omstandigheden waar hij zich op beroept en van de invloed die deze omstandigheden op zijn fysieke en mentale gezondheid en op zijn mogelijkheden om te studeren zouden hebben gehad. Gelet op het voorgaande hoefde de teammanager geen aanleiding te zien om af te zien van het NBSA.
5.4. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. De commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025
488-1112