ECLI:NL:RVS:2025:372
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.M. Ristra-Peeters
- F.W. de Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning vreemdeling
Op 31 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in 2022 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd op 10 november 2022 ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Tevens werd haar aanvraag voor een nieuwe verblijfsvergunning afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag bevestigde deze beslissing op 12 december 2024, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, in tegenwoordigheid van griffier mr. F.W. de Lange, en werd openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.