ECLI:NL:RVS:2025:3710

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
202402055/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verkeersbesluit Veerstraat Heerewaarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. Het college had op 9 november 2021 een verzoek van [wederpartij] om een verkeersbesluit te nemen, waarmee de Veerstraat in Heerewaarden zou worden afgesloten voor voertuigen langer dan 8 meter en/of zwaarder dan 7,5 ton, afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van [wederpartij] ongegrond, maar de rechtbank oordeelde op 21 februari 2024 dat het college dit besluit ten onrechte had genomen en dat de motivering onvoldoende was. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 27 januari 2025 werd vastgesteld dat [wederpartij] geen eigenaar meer was van het pand aan de [locatie] en daarom geen belang meer had bij het verkeersbesluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep van het college en het beroep van rechtswege van [wederpartij] tegen het besluit van 14 januari 2025 ongegrond waren. De rechtbank werd in haar oordeel bevestigd, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij]. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 augustus 2025.

Uitspraak

202402055/1/A2.
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 februari 2024 in zaak nr. 22/3891 in het geding tussen:
het college
en
[wederpartij].
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2021 heeft het college het verzoek van [wederpartij], om een verkeersbesluit te nemen waarmee de Veerstraat in Heerewaarden wordt afgesloten voor voertuigen langer dan 8 meter en/of zwaarder dan 7,5 ton, afgewezen.
Bij besluit van 31 maart 2022 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 februari 2024 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 14 januari 2025 heeft het college het door [wederpartij] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 januari 2025, waar het college, vertegenwoordigd door J.L.C. van Dartel, bijgestaan door mr. T.J. ten Caten, mr. S.E.A. Groeneveld en mr. F. van de Pol, advocaten in Breda, zijn verschenen.
De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting niet gesloten om [wederpartij] de gelegenheid te bieden gronden in te dienen tegen het besluit van 14 januari 2025, dan wel alsnog met het college tot een vergelijk te komen.
Het college heeft toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. [wederpartij] heeft op het verzoek daartoe niet gereageerd. De Afdeling heeft het onderzoek daarna gesloten en besloten zonder zitting uitspraak te doen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [wederpartij] is sinds 2003 eigenaar van het pand aan de [locatie] in Heerewaarden. Het pand is door de jaren heen verzakt en [wederpartij] vermoedt dat dit wordt veroorzaakt door de vrachtwagens die op weg zijn naar of afkomstig zijn van de daarachter gelegen Scheepswerf Heerwaarden B.V. Hij heeft daarom in 2005, 2014 en 2015 verzoeken gedaan om een verkeersbesluit waarmee de Veerstraat afgesloten wordt voor voertuigen langer dan 8 meter en/of zwaarder dan 7,5 ton, door plaatsing van de verkeersborgen C17 en C21 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. [wederpartij] heeft het college tevens verzocht een verkeersbord conform model C18 te plaatsen teneinde de breedte van de voertuigen te beperken. Deze verzoeken zijn door het college afgewezen.
Besluitvorming
2.       Op 25 januari 2021 heeft [wederpartij] weer een verzoek gedaan om een verkeersbesluit te nemen om de door hem ondervonden overlast van het vrachtverkeer te beëindigen. Bij dit verzoek heeft [wederpartij] een onderzoeksrapport van Lankelma Geotechniek van 16 januari 2021 gevoegd. Het college heeft bij besluit van 9 november 2021 dit verzoek afgewezen. Daarbij heeft het college toegelicht dat het verzoek inhoudelijk gelijk is aan de verzoeken die eerder zijn gedaan op 5 mei 2014 en 14 november 2005 en er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn die een inhoudelijke heroverweging van de eerdere beslissingen rechtvaardigen. Toch heeft het college uit coulance een nieuwe beoordeling uitgevoerd. Bij deze beoordeling heeft het college een second opinion gevraagd aan advies- en ingenieursbureau Wagemaker. Op grond van dit advies heeft het college geen reden gezien om anders te oordelen dan voorheen. Volgens het college verkeert de Veerstraat in goede staat en is de straat geschikt voor vrachtverkeer.
3.       Tegen dit besluit heeft [wederpartij] bezwaar gemaakt. Het college heeft het bezwaar bij besluit van 31 maart 2022 ongegrond verklaard omdat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het college is in dit besluit niet verder ingegaan op de door [wederpartij] in bezwaar aangevoerde gronden. Tegen dit besluit is [wederpartij] in beroep gekomen.
Uitspraak van de rechtbank
4.       De rechtbank heeft overwogen dat het college het verzoek van [wederpartij] om een verkeersbesluit te nemen ten onrechte heeft afgewezen en dat het besluit van 31 maart 2022 niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft aan dit oordeel ten grondslag gelegd dat het college het verzoek van [wederpartij] niet alleen heeft afgewezen met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, maar het verzoek ook op inhoudelijke gronden heeft afgewezen. Vervolgens heeft het college zich in het besluit op bezwaar alleen op het standpunt gesteld dat het verzoek van [wederpartij] wordt afgewezen omdat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een onvoldoende motivering.
Hoger beroep
5.       Het college is het niet eens met het oordeel van de rechtbank. Het college voert hiertoe aan dat de rechtbank heeft miskend dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, zodat het de aanvraag wel degelijk onder verwijzing naar artikel 4:6, tweede lid, van de Awb heeft mogen afwijzen.
5.1.    De Afdeling stelt vast het geotechnische onderzoek van Lankelma Geotechniek heeft geleid tot een nieuwe aanvraag van [wederpartij] van 25 januari 2021 tot het nemen van een verkeersbesluit. Anders dan in de vorige onderzoeken die in het kader van eerdere aanvragen tot het treffen van een verkeersbesluit zijn uitgevoerd, was in dit onderzoek niet de staat van het pand, maar de draagkracht van de Veerstraat onderwerp van het onderzoek. Dit onderzoek is daarom een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Met dit onderzoek is immers op een andere wijze beoordeeld of het waarschijnlijk is dat de gebouwschade het gevolg is van het zware vrachtverkeer. De omstandigheid dat het college naar aanleiding van deze aanvraag een tegenonderzoek heeft laten doen, dat heeft geresulteerd in het tegenrapport van Wagemaker van 23 augustus 2021, bevestigt dit. Ook het college zag in het onderzoek van Lankelma kennelijk aanleiding voor nader onderzoek.
Het betoog slaagt niet.
6:19 besluit
6.       Bij besluit van 14 januari 2025 heeft het college ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank een nieuwe beslissing genomen op het bezwaar van [wederpartij]. Hierbij heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen eigenaar meer is van het pand aan de [locatie]. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb is bij de Afdeling tegen dit besluit van rechtswege een beroep ontstaan van [wederpartij].
6.1.    [wederpartij] was bij de zitting van de Afdeling niet aanwezig en heeft ook daarna geen gronden ingediend tegen het nieuwe besluit op bezwaar. Uit het Kadaster blijkt dat hij sinds 1 oktober 2024 geen eigenaar meer is van het pand aan de [locatie]. De Afdeling volgt daarom het college in zijn standpunt dat [wederpartij] geen belang meer heeft bij het nemen van een verkeersbesluit en de lopende procedures hierover.
Conclusie
7.       Het hoger beroep van het college en het beroep van rechtswege van [wederpartij] tegen het besluit van 14 januari 2025 zijn ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
8.       Het college moet de proceskosten voor vergoeden. Gelet op artikel 8:109, tweede lid, van de Awb wordt van het college griffierecht geheven.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
II.       verklaart het beroep van rechtswege van [wederpartij] tegen het besluit van 14 januari 2025, kenmerk 188611, ongegrond;
III.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.      bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel een griffierecht van € 559,00 wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025
284-972