ECLI:NL:RVS:2025:3701

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
202407844/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer door het CBR na overschrijding van de maximumsnelheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 14 november 2024 het beroep van [appellant] tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongegrond verklaarde. Het CBR had op 21 december 2023 aan [appellant] een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opgelegd, omdat hij op 9 december 2023 met een snelheid van 168 km/u had gereden op een weg waar de maximumsnelheid 100 km/u was. Het CBR verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze maatregel op 24 april 2024 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het proces-verbaal van de politie, waaruit de snelheid van [appellant] bleek, niet onvolledig was en dat het CBR bevoegd was om de EMG op te leggen. In hoger beroep betoogde [appellant] dat het proces-verbaal onjuist was, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Het CBR hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202407844/1/A2.
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Holland van 14 november 2024 in zaak nr. 24/2726 in het geding tussen:
[appellant]
en
het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2023 heeft het CBR aan [appellant] een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (hierna: EMG) opgelegd.
Bij besluit van 24 april 2024 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 juni 2025, waar [appellant] en het CBR, vertegenwoordigd door mr. S. Sheikchote, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Uit een proces-verbaal van de politie, eenheid Rotterdam, volgt dat [appellant] op 9 december 2023 168 km/u (gecorrigeerde snelheid) heeft gereden op een weg waar ter plaatse niet harder dan 100 km/u mocht worden gereden. Omdat [appellant] daarmee de toegestane maximumsnelheid met 60 km/u of meer heeft overschreden op een weg binnen of buiten de bebouwde kom, heeft het CBR [appellant] een EMG opgelegd vanwege onverantwoord gedrag in het verkeer, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat het proces-verbaal onvolledig is. Niet is vereist dat de gereden snelheid door de politie op het moment van inhalen en het geven van een stopteken is opgenomen. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het proces-verbaal overeenkomstig de Instructie snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers is opgemaakt. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal. De door [appellant] gemaakte berekening is daartoe onvoldoende, aangezien die deels berust op speculatie, onvoldoende concreet is en feitelijke grondslag mist. Het CBR mocht er daarom van uitgaan dat [appellant] de maximumsnelheid met meer dan 60 km/u heeft overschreden en was dus bevoegd hem een EMG op te leggen, aldus de rechtbank.
3.       [appellant] betoogt in hoger beroep dat het proces-verbaal onjuist is. Volgens zijn berekening, waarbij hij de afstand van de meting tot aan de afrit naar het tankstation, de snelheid van het interventievoertuig en zijn eigen snelheid in acht heeft genomen, is het niet realistisch dat hij met de door het CBR gestelde snelheid heeft gereden.
4.       De gronden van [appellant] in hoger beroep komen overeen met wat hij in beroep heeft aangevoerd. Op die gronden is de rechtbank in de aangevallen uitspraak gemotiveerd ingegaan. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. Het betoog slaagt dan ook niet.
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6.       Het CBR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.T.J. van de Voort, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Voort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025
1062