ECLI:NL:RVS:2025:3700

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
202501807/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit aanleg landbouwsluis in Valkenswaard

Op 21 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard besloten om in de Zeelberg te Valkenswaard, ter hoogte van huisnummer 82, een landbouwsluis aan te leggen en het weggedeelte in beide richtingen gesloten te verklaren, met uitzondering van fietsers en bromfietsers. Bij besluit van 13 maart 2025 heeft het college, opnieuw beslissend op het door [appellant] tegen het besluit van 21 oktober 2020 gemaakte bezwaar, dat bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld. Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 juni 2025, waar [appellant], vergezeld door [persoon A] en [persoon B], en het college, vertegenwoordigd door ing. A.H.W. Vijfhuizen, zijn verschenen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de aanleg van de landbouwsluis noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid en leefbaarheid op de Zeelberg. Het college heeft daarbij de belangen van [appellant] afgewogen tegen de noodzaak van de verkeersmaatregel. De Afdeling concludeert dat het college het besluit van 21 oktober 2020 terecht in stand heeft gelaten en verklaart het beroep ongegrond. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202501807/1/A2.
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats},
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard,
verweerder.
Procesverloop
Op 21 oktober 2020 heeft het college besloten om in de Zeelberg te Valkenswaard, ter hoogte van huisnummer 82, een landbouwsluis aan te leggen en het weggedeelte in beide richtingen gesloten te verklaren, met uitzondering van fietsers en bromfietsers.
Bij besluit van 13 maart 2025 heeft het college, opnieuw beslissend op het door [appellant] tegen het besluit van 21 oktober 2020 gemaakte bezwaar, dat bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 juni 2025, waar [appellant], vergezeld door [persoon A] en [persoon B], en het college, vertegenwoordigd door ing. A.H.W. Vijfhuizen, zijn verschenen.
Overwegingen
Achtergrond
1.       Voor de achtergrond van deze zaak wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3510, waarin op het hoger beroep van [appellant] in de procedure tegen het verkeersbesluit is beslist en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is bepaald dat daartegen alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.
2.       [appellant] woont aan de Bruggerhuizen. Dit is een weg in het buitengebied van Leende, omsloten door verschillende zandpaden.
3.       Aan het besluit van 21 oktober 2020 heeft het college ten grondslag gelegd dat de route De Sil - Zeelberg structureel wordt gebruikt door sluipverkeer tussen de Maastrichterweg en het bedrijventerrein aan De Vest en dat de ter plaatse gereden snelheden structureel te hoog zijn.
Besluit van 13 maart 2025
4.       Met de bouw van de landbouwsluis beoogt het college de verkeersveiligheid en leefbaarheid op de Zeelberg te verbeteren. De sluis voorkomt namelijk dat die weg wordt gebruikt door sluipverkeer. Andere (snelheid remmende) maatregelen hebben daartoe onvoldoende effect. Weliswaar betekent de wegafsluiting dat de bereikbaarheid van de woningen aan de Bruggerhuizen, zoals de woning van [appellant], afneemt, maar er zijn voldoende mogelijkheden om via andere wegen de woning te bereiken. Dat hierdoor de omrijdafstand van en naar kruispunt Zeelberg - de Vest toeneemt, weegt volgens het college niet op tegen de winst die wordt behaald ten opzichte van de verkeersveiligheid en leefbaarheid op de Zeelberg. Verder hebben ook de veiligheidsregio en politie positief geadviseerd over de maatregel. De bereikbaarheid van de woningen voor de hulpdiensten is daarmee gewaarborgd, aldus het college.
Beoordeling van het beroep
Toetsingskader
5.       Het college heeft beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag wat nodig is ter bescherming van de verkeersbelangen genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het college moet dit naar behoren motiveren. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen.
6.       Nadat het college heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Awb).
Motivering van het doel van het verkeersbesluit
7.       [appellant] betoogt dat het college is uitgegaan van verouderde data, namelijk verkeersmetingen die dateren uit 2015. De situatie is sindsdien veranderd, onder meer door de aanleg van de N69 in oktober 2021 en een afname van het verkeer na de Covid-19-pandemie. Verder zijn er alternatieve, minder ingrijpende maatregelen dan het aanleggen van een landbouwsluis. Zo kan beter worden gehandhaafd op het al geldende snelheidslimiet van 30 km/u op de Zeelberg, kunnen verbodsborden en verkeersdrempels worden geplaatst en/of kan een verkeersdruppel worden aangelegd. Wat betreft de geluidsoverlast van zogenoemde rammelstroken kan worden gedacht aan het aanbrengen van een cement laag of aanpassen van de structuur van de stroken. Voorts is het onrealistisch te verwachten dat verkeer vanaf de N69 omrijdt via De Sil en Zeelberg naar De Vest.
7.1.    De Afdeling is van oordeel dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het realiseren van de landbouwsluis de verkeersveiligheid en leefbaarheid op de Zeelberg dient en andere snelheidsremmende maatregelen onvoldoende effect hebben. Het college mocht bij die motivering uitgaan van de verkeersmeting uit 2015. Weliswaar zijn er sinds de verkeersmeting nieuwe wegen in de omgeving aangelegd, zoals de N69, maar dat brengt niet met zich dat daardoor de verkeersmeting inmiddels is achterhaald. Het college heeft daarover op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat door de aanleg van de N69 sprake is van een aantrekkende werking van verkeer richting de N396, waardoor er juist meer gebruik wordt gemaakt van de sluiproutes via de Zeelberg. Door filevorming op de N69 richting Eindhoven wordt dit effect verder versterkt. Verder berust zowel de stelling van [appellant] dat er een blijvende afname van verkeer is door thuiswerken na de Covid-19 pandemie, als de stelling dat het onrealistisch is te verwachten dat het verkeer vanaf de N69 naar de N396 via De Sil en Zeelberg omrijdt, op een niet onderbouwde aanname; deze stelling is ook door het college op de zitting bij de Afdeling weersproken. Wat betreft de door [appellant] aangedragen alternatieve verkeersmaatregelen heeft het college, naar aanleiding van de buurtenquêtes en de reacties van omwonenden van de Zeelberg op de brief van 11 juni 2020, gemotiveerd uiteengezet waarom die onvoldoende zijn om het sluipverkeer tegen te gaan. Zo is structurele handhaving van de verkeersregels in het buitengebied door de politie niet mogelijk, zoals bij het plaatsen van verkeersborden, of is er onvoldoende ruimte voor het realiseren van de verkeersmaatregel, zoals het geval is bij de verkeersdruppel. Verder heeft het aanleggen van één of meer drempels naar verwachting onvoldoende effect op het sluipverkeer, wat blijkt uit de al ter plaatse aanwezige snelheid remmende maatregelen, en zijn de kosten voor de aanleg daarvan, gelet op de lengte van de Zeelberg, hoog.
Belangenafweging
8.       [appellant] betoogt dat het college zijn belangen onjuist heeft meegewogen. De omrijdtijd vanaf de Bruggerhuizen naar Leende is op-en-neer 10 minuten extra. Daarbij komt dat de alternatieve route naar Leende loopt via een (verhard) zandpad, dat onderhevig is aan weersomstandigheden en weinig ruimte laat om uit te wijken voor fietsers en tegenliggers.
8.1.    Naar het oordeel van de Afdeling mocht het college het belang van de verkeersveiligheid en leefbaarheid op de Zeelberg zwaarder laten wegen dan de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit voor [appellant]. Het college heeft verschillende alternatieve, minder ingrijpende verkeersmaatregelen onderzocht, maar heeft, zoals ook is overwogen onder 7.1, daaruit geconcludeerd dat die geen uitkomst bieden om het sluipverkeer en snelheidsovertredingen op de Zeelberg tegen te gaan. Daarbij komt dat ook de veiligheidsregio en politie positief geadviseerd hebben over de maatregel. Verder is van belang dat [appellant] woont in een buitengebied. Dit maakt dat een verkeersmaatregel, zoals een landbouwsluis, een groter effect heeft op de reistijd van bewoners dan in een meer stedelijk gebied waar doorgaans verschillende alternatieve routes beschikbaar zijn. In dit geval betekent dit een totale extra omrijdtijd van (maar) 5 tot 10 minuten. Bovendien ziet deze omrijdtijd alleen op de bereikbaarheid van een specifieke locatie, te weten Leende. Weliswaar stelt [appellant] dat hij vaak gebruik maakt van deze route, maar de Afdeling acht het dagelijks effect van de bouw van de landbouwsluis overzienbaar. Het betoog slaagt niet.
9.       Gelet op wat is overwogen onder 7.1 en 8.1, heeft het college het besluit van 21 oktober 2020 terecht in stand gelaten.
Conclusie
10.     Het beroep is ongegrond.
11.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.T.J. van de Voort, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Voort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025
1062