ECLI:NL:RVS:2025:3665

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
202306230/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor begeleid en beschermd wonen in Tilburg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die hun beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond heeft verklaard. De omgevingsvergunning, verleend op 18 oktober 2022 aan Woon in Balans B.V., betreft de wijziging van het gebruik van een pand aan de Loosdorpstraat 4 in Tilburg naar een locatie voor begeleid en beschermd wonen. Het college heeft op 18 januari 2023 het bezwaar van [appellant A] en [appellante B] tegen deze vergunning ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 29 augustus 2023 de uitspraak van het college bevestigd, waarop de appellanten in hoger beroep zijn gegaan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 1 augustus 2025 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college de omgevingsvergunning op zorgvuldige wijze heeft verleend. De Afdeling heeft vastgesteld dat de Wabo geen verplichting tot inspraak voorschrijft in dit geval, en dat de rechtbank voldoende gemotiveerd heeft geoordeeld over de belangenafweging die het college heeft gemaakt. De Afdeling heeft de argumenten van de appellanten, waaronder de claim dat de rechtbank niet alle gronden in hun beroepschrift heeft behandeld, verworpen. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat er geen sprake is van onevenredige ruimtelijke impact op de omgeving en dat het woon- en leefklimaat aanvaardbaar blijft. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

202306230/1/R2.
Datum uitspraak: 1 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb )op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend in Tilburg,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 29 augustus 2023 in zaak nr. 23/1613 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg
Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2022 heeft het college aan Woon in Balans B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van het gebruik van het pand op het perceel Loosdorpstraat 4 in Tilburg (hierna: het perceel) naar begeleid en beschermd wonen.
Bij besluit van 18 januari 2023 heeft het college het door [appellant A] en [appellante B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 augustus 2023 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellante B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellante B] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het hoger beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Inleiding
2.       Woon in Balans is huurder van het pand op het perceel. Zij gebruikt het pand als locatie voor dagbesteding en als kantoor- en opslaglocatie, maar wil het gaan gebruiken als trainingslocatie om één cliënt met een autismespectrumstoornis te huisvesten en te laten oefenen met zelfstandig wonen. Het college heeft voor dit gebruik een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) verleend.
[appellant A] en [appellante B] wonen op het perceel [locatie] te Tilburg. Hun achtertuin grenst aan de achtertuin van het perceel. Zij zijn het niet eens met de verlening van de omgevingsvergunning. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Beoordeling van het hoger beroep
3.       Over het betoog van [appellant A] en [appellante B] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat voorafgaand aan het nemen van het besluit geen inspraak heeft plaatsgevonden, overweegt de Afdeling dat de Wabo niet voorschrijft dat voorafgaand aan het nemen van een besluit op een aanvraag om omgevingsvergunning, zoals hier aan de orde, de door [appellant A] en [appellante B] bedoelde inspraak wordt geboden. Ook de gemeentelijke inspraakverordening verplicht, zoals [appellant A] en [appellante B] zelf ook beschrijven, in een geval als het voorliggende niet tot inspraak. Dat die verplichting daar wel in had moeten zijn opgenomen, zoals zij aanvoeren, is geen aspect dat in deze procedure aan de orde kan komen, reeds omdat de wet er niet toe verplicht. Het betoog slaagt niet.
4.       Voor de beroepsgrond van [appellant A] en [appellante B] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel tot stand is gekomen, omdat in het primaire besluit Woon in Balans ten onrechte als stichting is aangeduid, verwijst de Afdeling kortheidshalve naar rechtsoverweging 5.2 van de rechtbank. De rechtbank is gemotiveerd daarop ingegaan. De Afdeling ziet geen aanleiding daar anders over te oordelen. Het betoog slaagt niet.
5.       [appellant A] en [appellante B] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college geen deugdelijke belangenafweging heeft verricht en de omgevingsvergunning niet heeft kunnen verlenen. Zij voeren aan dat de rechtbank in strijd met de artikelen 8:32a en 8:69 van de Awb niet heeft beslist op de grondslag van het beroepschrift door hun hele betoog en stukken buiten beschouwing te laten. Zij voeren verder aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college geen deugdelijke belangenafweging heeft gemaakt door geen gewicht toe te kennen aan hun belangen.
5.1.    De rechtbank is onder rechtsoverwegingen 6.11 tot en met 6.2.1 en 7.1 en 7.2 gemotiveerd ingegaan op het betoog van [appellant A] en [appellante B] dat het college de omgevingsvergunning niet heeft kunnen verlenen. De rechtbank heeft overwogen dat het college gehouden is om in de belangenafweging de ruimtelijk relevante gronden mee te wegen en dat het college dat ook voldoende heeft gedaan. Zij heeft gemotiveerd overwogen dat geen sprake is van onevenredige ruimtelijke impact op de omgeving en dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het perceel aanvaardbaar blijft. De rechtbank heeft erop gewezen dat [appellant A] en [appellante B] ook gronden hebben aangevoerd die niet ruimtelijk relevant zijn. De rechtbank heeft overwogen dat het college die gronden niet hoefde mee te wegen in de belangenafweging. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt hier aan toe dat zij geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de rechtbank het betoog van [appellant A] en [appellante B] en de door hen overgelegde stukken buiten beschouwing heeft gelaten en in strijd met de artikelen 8:69 en 8:32a van de Awb uitspraak heeft gedaan. Daarbij wijst de Afdeling erop dat de rechtbank weliswaar verschillende argumenten niet inhoudelijk heeft besproken, maar in dat verband, terecht, heeft overwogen dat deze argumenten niet ruimtelijk relevant zijn en in zoverre in de belangenafweging geen rol spelen.
Het betoog slaagt niet.
6.       De Afdeling beoordeelt in hoger beroep aan de hand van de door [appellant A] en [appellante B] aangevoerde gronden of de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen. Bij die beoordeling van de aangevallen uitspraak is de Afdeling gebonden aan de door [appellant A] en [appellante B] in bezwaar en beroep aangevoerde gronden. Dat betekent dat de Afdeling in deze uitspraak geen oordeel zal geven over gronden die daarbuiten vallen.
7.       Voor zover [appellant A] en [appellante B] met hun stelling dat de dakconstructie met minimale isolatie het pand ongeschikt maakt voor bewoning betogen dat sprake is van strijd met het Bouwbesluit 2012, overweegt de Afdeling dat het in deze procedure niet gaat om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. De op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo uit te voeren toets aan het Bouwbesluit 2012 is hier niet aan de orde.
Conclusie
8.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Pieters
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2025
473