ECLI:NL:RVS:2025:3652
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel door de minister van Asiel en Migratie
Op 1 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 5 februari 2025 het beroep van de appellant gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag moet nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.J.M. Oomen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van de minister ongegrond verklaard. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd hoe de slechte humanitaire situatie in Jemen in combinatie met andere relevante omstandigheden is gewogen in de beoordeling van de aanvraag. Het incidenteel hoger beroep van de betrokkene is eveneens ongegrond verklaard, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025.