ECLI:NL:RVS:2025:3630
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van appellant door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 26 juni 2025 besloten om appellant in bewaring te stellen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. De rechtbank heeft op 11 juli 2025 het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R.W. Koevoets, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt opgemerkt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025.