ECLI:NL:RVS:2025:363
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf
Op 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2024, waarin het beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf gegrond werd verklaard. De rechtbank had bepaald dat de minister binnen tien weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van de vreemdeling.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 juni 2023 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. Na het indienen van bezwaar door de vreemdeling, verklaarde de staatssecretaris dit bezwaar op 8 mei 2024 ongegrond. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, die de afwijzing vernietigde. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet hoeft te voldoen aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep nader onderzoek vereist en dat de procedure zich daar niet goed voor leent. Daarom werd de voorlopige voorziening getroffen, waarbij de minister niet verplicht werd om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van griffier mr. M.M. Mercelina, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.