ECLI:NL:RVS:2025:363

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
202500273/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2024, waarin het beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf gegrond werd verklaard. De rechtbank had bepaald dat de minister binnen tien weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van de vreemdeling.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 juni 2023 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. Na het indienen van bezwaar door de vreemdeling, verklaarde de staatssecretaris dit bezwaar op 8 mei 2024 ongegrond. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, die de afwijzing vernietigde. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet hoeft te voldoen aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep nader onderzoek vereist en dat de procedure zich daar niet goed voor leent. Daarom werd de voorlopige voorziening getroffen, waarbij de minister niet verplicht werd om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van griffier mr. M.M. Mercelina, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202500273/2/V1.
Datum uitspraak: 30 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2024 in zaak nr. NL24.15863 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 8 mei 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen tien weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       In het licht van de zaken die de Afdeling op 2 september 2024 op zitting heeft behandeld, nrs. 202301122/1/V1 en 202402906/1/V1, over het inburgeringsvereiste in het buitenland bij gezinshereniging, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2025
966