ECLI:NL:RVS:2025:3607
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 5 maart 2025 een aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 11 april 2025 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de minister vernietigde. De rechtbank heeft de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 augustus 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bevestigde dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd hoe de slechte humanitaire situatie in Jemen, in combinatie met andere relevante omstandigheden, is gewogen in de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minister niet voldoende had onderbouwd hoe deze omstandigheden in de beoordeling zijn meegenomen.
De enige grief van de minister slaagde niet, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene, die op € 907,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.