202305294/1/A2.
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Zevenhoven, gemeente Nieuwkoop,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 juni 2023 in zaak nr. 21/5159 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop.
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2021 heeft het college het object [locatie] te Zevenhoven aangewezen als gemeentelijk monument, omdat het object van stedenbouwkundig, architectuur- en cultuurhistorisch belang is.
Bij besluit van 21 juni 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2025, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bakker en mr. M. van Eck, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is eigenaar van een oude boerderij uit 1906 in Zevenhoven. De boerderij bestaat uit een voorhuis met daarachter een in 1996 nieuw opgetrokken woon- en bedrijfsruimte, en een aan de zuidzijde gesitueerde vrijstaande stal/schuur. Aan de noordoostzijde van de boerderij staat een smeedijzeren hekwerk dat toegang geeft tot het erf. Aan de zuidoostzijde van de boerderij staat een oude eik.
2. Na een gemeentelijke herindeling heeft het college besloten tot (her)inventarisatie van objecten van bijzondere cultuurhistorische waarde binnen de nieuwe gemeente. Het college heeft van de selectie van de meest waardevolle cultuurhistorische objecten zogenoemde redengevende omschrijvingen laten opstellen. In een redengevende omschrijving staat vermeld waarom een object monumentwaardig is. Ook de boerderij van [appellant] is als cultuurhistorisch waardevol object aangemerkt waarvoor een redengevende omschrijving is gemaakt.
3. In de redengevende omschrijving van [appellant] is vermeld dat het voorhuis van de boerderij met vrijstaande stal/schuur, het hekwerk en de historische eik beschermenswaardig zijn. De woon- en bedrijfsruimte achter het voorhuis vallen buiten de bescherming. Alleen de hoofdvorm ervan is van belang voor de herkenbaarheid van de boerderij. Volgens de redengevende omschrijving is het agrarische ensemble, bestaande uit het voorhuis van de boerderij met vrijstaande stal/schuur en hekwerk van stedenbouwkundig, architectuur- en cultuurhistorisch belang.
4. Onder meer de redengevende omschrijving van het object van [appellant] is ter advies voorgelegd aan het externe adviesbureau Dorp, Stad & Land (hierna: de erfgoedcommissie). De erfgoedcommissie heeft op 10 september 2020 het college positief geadviseerd over de voorgenomen aanwijzing van de boerderij van [appellant] tot gemeentelijk monument overeenkomstig de redengevende omschrijving. De erfgoedcommissie heeft daarbij aanvullend geadviseerd om monumentale bomen een andere wijze van bescherming te bieden die meer passend is voor de omgang met groen.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Besluitvorming
6. Bij het besluit van 26 januari 2021 heeft het college het object onder verwijzing naar de redengevende omschrijving aangewezen als monument. Daarbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de geïnventariseerde objecten zijn beoordeeld aan de hand van toetsingscriteria, waarna de objecten zijn beoordeeld aan de hand van een puntensysteem. Ten aanzien van de door [appellant] in de zienswijze naar voren gebrachte stelling dat er door de recreatie- en zomerparken in de Voordijkse polder geen functionele relatie meer bestaat tussen zijn boerderij en het omliggende historische cultuurlandschap, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van recreatie- en zomerparken in de nabijheid van het object los staat van aanwijzing van het object tot gemeentelijk monument. Het object van [appellant] is gelegen in de Voordijkse Polder en daarom heeft de boerderij een relatie met het omliggende cultuurlandschap. Het college stelt zich verder op het standpunt dat er geen causaal verband bestaat tussen in het verleden aan [appellant] geweigerde vergunningen en het aanwijzen van het object tot gemeentelijk monument. Voor zover [appellant] in zijn zienswijze heeft gewezen op de financiële gevolgen van de aanwijzing van zijn boerderij als gemeentelijke monument, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat eigenaren van gemeentelijke monumenten voor restauratie en onderhoud aanspraak kunnen maken op subsidies. Dat sprake is van verzakking door, naar [appellant] heeft gesteld, ophogingswerkzaamheden aan de Kade door het waterschap, is geen valide reden om het object niet aan te wijzen, aldus het college. De huidige algehele staat van het object is aanleiding voor aanwijzing. Tot slot heeft het college met klem ontkend dat het de volledige controle over het object wil verkrijgen. De aanwijzingsprocedure is een zorgvuldig proces geweest. Niet alleen is in 2014/2015 een onafhankelijke werkgroep bij de inventarisatie en selectie betrokken geweest bij het proces, maar ook heeft de erfgoedcommissie geadviseerd over de aanwijzing.
7. Nadat [appellant] tegen dit besluit bezwaar had gemaakt, heeft het college aanvullend aan de erfgoedcommissie gevraagd om op twee inhoudelijke aspecten van het bezwaarschrift advies uit te brengen. Ten eerste heeft het college de vraag voorgelegd of de aanwezigheid van een recreatiepark in de omgeving iets afdoet aan de reden om het object aan te wijzen tot gemeentelijk monument. Daarnaast heeft het college de vraag voorgelegd of de erfgoedcommissie de redenering onderschrijft dat het object te Zevenhoven onder meer waardevol is vanwege de ruimtelijke en functionele relatie tussen de boerderij en het omringende historische cultuurlandschap en als versterking van dit cultuurlandschap. De erfgoedcommissie heeft zich in een aanvullend advies van 29 april 2021 op het standpunt gesteld dat zij geen redenen ziet om af te wijken van het eerder uitgebrachte positieve advies.
8. In het besluit op bezwaar van 21 juni 2021, waaraan het college een advies van de commissie voor de bezwaarschriften (hierna: bezwaarcommissie) van 17 juni 2021 ten grondslag heeft gelegd, is het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard en het besluit van 26 januari 2021 in stand is gelaten. Het college heeft, in navolging van de bezwaarcommissie, het advies van de erfgoedcommissie overgenomen en in de redengevende omschrijving voldoende aanknopingspunten aanwezig geacht voor de conclusie dat de aanwijzing tot monument redelijkerwijs gerechtvaardigd wordt door de feitelijke bijzonderheden van het aan te wijzen object. Verder is niet gebleken dat de redengevende omschrijving naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Dat [appellant] twijfelt aan de monumentale waarde van het pand is daarvoor onvoldoende. Verder concludeert het college dat de klachten van [appellant] ten aanzien van niet verleende vergunningen en verzakkingen geen afbreuk doen aan het eerdere besluit en de motivering daarvan. Verder heeft het college zich op het standpunt gesteld dat [appellant] niet heeft onderbouwd welke extra onderhoudskosten hij door de aanwijzing heeft en waarom de hier tegenover staande financiële vergoeding niet in verhouding staat.
Uitspraak van de rechtbank
9. Naar aanleiding van het betoog dat onduidelijk is wat precies als gemeentelijk monument is aangewezen, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit uit de redengevende omschrijving volgt. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies van de erfgoedcommissie, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. Verder is de rechtbank van oordeel dat het college aan het advies van de erfgoedcommissie doorslaggevende betekenis heeft mogen toekennen. Dat het college in het verleden niet juist met het object is omgegaan door vergunningen te weigeren en door niet te reageren op zijn klachten over schade, zijn aspecten die naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde kunnen komen bij het aanwijzen van een object als gemeentelijk monument.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het college bij de afweging van alle betrokken belangen meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang bij aanwijzing van het object als gemeentelijk monument dan aan de belangen van [appellant]. Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de slotsom gekomen dat het college in redelijkheid het object heeft kunnen aanwijzen als gemeentelijk monument.
Hoger beroep
10. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, geeft de Afdeling geen aanleiding tot een ander oordeel dan de rechtbank. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank en in de onder 2.2, 3.1, 4.2, 5.1, 6.2, 6.3, 6.4, en 7.1 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat het college ook het ijzeren hekwerk en de eikenboom mocht aanwijzen, omdat zij onderdeel uitmaken van het ensemble, ook al dateren het hekwerk en de boom uit een latere periode dan de boerderij.
Conclusie
11. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
12. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
705-1112
BIJLAGE
Wettelijk kader
Erfgoedverordening gemeente Nieuwkoop 2018
Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk monument
1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing
1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.
Artikel 12. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:
a. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of
b. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. de uitvoering van planmatig onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of
b. inpandige veranderingen van het monument, voor zover de eigenaar van het monument van oordeel is dat de inpandige veranderingen niet van cultuurhistorische waarde zijn.
Subsidieregeling monumentenzorg gemeente Nieuwkoop 2020
Artikel 6. Subsidie voor onderhoud
1. Het college kan aan de eigenaar van een monument eenmaal per vijf (5) jaar subsidie verlenen als tegemoetkoming in de subsidiabele onderhoudskosten.
2. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele onderhoudskosten, doch ten hoogste € 3.500,00.
3. Voor een beschermd monument, wat geen gebouw is, bedraagt de bijdrage eveneens maximaal 50% van de subsidiabele kosten, maar ten hoogste € 2.500,00 over een periode van 5 jaar.