ECLI:NL:RVS:2025:3524

Raad van State

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
202501568/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en beoordeling van uitzonderlijke situatie in Jemen

In deze zaak heeft de Raad van State op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 10 september 2024 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 11 maart 2025 het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De minister van Asiel en Migratie had het besluit van 10 september 2024 op 14 november 2024 aangevuld. De Raad van State oordeelde dat de minister de beoordeling van de situatie in Jemen niet deugdelijk had gemotiveerd, en dat niet alle relevante omstandigheden in aanmerking waren genomen. De derde grief van de appellant slaagde, wat leidde tot de conclusie dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraken en beslissingen, en verplichtte de minister om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de appellant. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die op € 2.721,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

202501568/1/V2.
Datum uitspraak: 29 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 11 maart 2025 in zaak nr. NL24.36041 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 14 november 2024 heeft de minister het besluit van 10 september 2024 aangevuld.
Bij uitspraak van 11 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat in Lent, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3153, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister de beoordeling in het beleid in paragraaf C7/19.4.2 van de Vc 2000 of in Jemen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie die valt onder artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Bij deze beoordeling zijn namelijk niet alle relevante omstandigheden globaal in aanmerking genomen. Gelet op deze uitspraak van de Afdeling, onder 4.2, 6 en 6.1, klaagt appellant in de derde grief terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat in Jemen geen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie, als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, en dat niet kan worden aangenomen dat hij alleen door zijn aanwezigheid in Jemen een reëel risico loopt op ernstige schade.
1.1.    De derde grief slaagt.
2.       Wat appellant aanvoert in de eerste, tweede en vierde grief behoeft, gelet op het voorgaande, geen bespreking. Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het beroep is gegrond en de Afdeling vernietigt de besluiten van 10 september 2024 en van 14 november 2024. Dit betekent dat de minister een nieuw besluit moet nemen op de aanvraag van appellant. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 11 maart 2025 in zaak nr. NL24.36041;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt de besluiten van 10 september 2024 en van 14 november 2024, V-[…];
V.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.721,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Toonen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2025
979