ECLI:NL:RVS:2025:3492
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 9 april 2025. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State, in zijn uitspraak van 29 juli 2025, bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de eerste grief van de minister niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 16 juli 2025, waarin was geoordeeld dat de minister de beoordeling van de humanitaire situatie in Jemen niet deugdelijk had gemotiveerd. De rechtbank had terecht overwogen dat de minister niet voldoende had aangetoond hoe de slechte humanitaire situatie in Jemen en andere relevante omstandigheden in de beoordeling waren meegenomen.
De Raad van State concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank zonder verdere proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K. Veen, griffier.