ECLI:NL:RVS:2025:349
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- C.H. Bangma
- R.F.J. Bindels
- R.E. de Bakker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen tijdelijk huisverbod opgelegd door burgemeester van Utrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van de burgemeester van Utrecht, waarbij op 24 juli 2023 een tijdelijk huisverbod werd opgelegd op grond van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) voor de duur van tien dagen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland verklaarde op 28 juli 2023 het beroep van [appellant] ongegrond en wees ook het verzoek om voorlopige voorziening en schadevergoeding af. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De mondelinge uitspraak vond plaats op 30 januari 2025, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandelde. Tijdens de zitting op 22 januari 2025 waren de Staatsraad mr. C.H. Bangma als voorzitter en de griffiers mr. R.F.J. Bindels en mr. R.E. de Bakker aanwezig. [Appellant] was zelf aanwezig, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. R. Wiersma.
De Afdeling bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. In de motivering werd ingegaan op de argumenten van [appellant], die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opgelegde huisverbod en dat de maatregel onevenredig was. De Afdeling oordeelde echter dat de burgemeester voldoende bewijs had dat de aanwezigheid van [appellant] in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde. De belangenafweging tussen de veiligheid van de achterblijvers en de belangen van [appellant] werd in het voordeel van de achterblijvers beoordeeld, waarbij ook eerdere veiligheidsafspraken van Veilig Thuis in overweging werden genomen.