ECLI:NL:RVS:2025:3468
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel
Op 18 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 14 mei 2025 het beroep gegrond verklaarde, het besluit van de minister vernietigde en de minister opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 juli 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep van de minister niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd hoe de slechte humanitaire situatie in Jemen in combinatie met andere relevante omstandigheden was gewogen. Het hoger beroep van de minister is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene, tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.