ECLI:NL:RVS:2025:3463

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
202500850/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel

Op 25 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 5 februari 2025 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank heeft de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bevestigde dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd hoe de slechte humanitaire situatie in Jemen in combinatie met andere relevante omstandigheden is gewogen in de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minister niet voldoende had onderbouwd hoe deze omstandigheden in de beoordeling zijn meegenomen.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, die op € 907,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.

Uitspraak

202500850/1/V2.
Datum uitspraak: 24 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 februari 2025 in zaak nr. NL24.26943 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van betrokkene om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, advocaat in Dordrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Bij uitspraak van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3153, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister de beoordeling in het beleid in paragraaf C7/19.4.2 van de Vc 2000 of in Jemen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie die valt onder artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Bij deze beoordeling zijn namelijk niet alle relevante omstandigheden globaal in aanmerking genomen. Gelet op deze uitspraak van de Afdeling, onder 4.2, 6 en 6.1, heeft de rechtbank dus terecht overwogen dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd hoe zij de slechte humanitaire situatie in Jemen in combinatie met de andere door betrokkene overgelegde informatie over het actuele geweldsniveau en andere relevante omstandigheden weegt in de beoordeling in het kader van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
1.1.    De grief slaagt niet.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Capel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2025
1024