ECLI:NL:RVS:2025:3451
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 2 mei 2025 geoordeeld dat de minister een aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van de minister, waarbij de minister werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep van de minister niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt. De Afdeling bevestigde dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd hoe de slechte humanitaire situatie in Jemen en andere relevante omstandigheden in de beoordeling waren meegenomen. De rechtbank had terecht overwogen dat de minister niet voldoende had onderbouwd hoe deze factoren in de beoordeling waren gewogen.
De Afdeling verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.