ECLI:NL:RVS:2025:3433

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
202405285/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie op basis van twijfels over identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoek werd afgewezen op 17 november 2022, omdat de staatssecretaris twijfels had over de identiteit en nationaliteit van [appellant]. Deze twijfels waren gebaseerd op een rapport van Bureau Land en Taal, dat concludeerde dat [appellant] eenduidig te herleiden was tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee, terwijl hij claimde uit Sierra Leone afkomstig te zijn.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 11 juli 2024 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde [appellant] grotendeels de argumenten die hij in eerste aanleg had aangevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd had gereageerd op de gronden van [appellant] en dat hij geen nieuwe redenen had aangedragen die de eerdere beoordeling in twijfel trokken. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in naturalisatieprocedures en de rol van deskundigenrapporten in het vaststellen van identiteit en nationaliteit. De Afdeling concludeerde dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de identiteit van [appellant] en dat de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie gerechtvaardigd was.

Uitspraak

202405285/1/V6.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-­West­-Brabant van 11 juli 2024 in zaak nr. 24/1031 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2022 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 4 december 2023 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juli 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, advocaat in Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is sinds 2000 in Nederland en heeft een verblijfsvergunning op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet. De staatssecretaris heeft zijn verzoek om naturalisatie afgewezen omdat hij twijfelt aan de identiteit en nationaliteit van [appellant]. De staatssecretaris baseert dit op een door Bureau Land en Taal (nu: Team Onderzoek en Expertise Land en Taal; hierna: TOELT) opgesteld rapport taalanalyse van 23 mei 2006, aangevuld bij reacties van TOELT van 4 november 2022 en 30 november 2023. Uit het rapport taalanalyse volgt dat [appellant] eenduidig is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee, terwijl hij stelt uit Sierra Leone afkomstig te zijn. De staatssecretaris heeft verder bij zijn besluitvorming betrokken dat uit een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 6 november 2023 volgt dat een door [appellant] overgelegd afschrift van een geboorteakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en dat de daarop aangebrachte legalisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Sierra Leone vals is.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het rapport taalanalyse en de verklaring van onderzoek naar voren heeft gebracht. Verder volgt de rechtbank hem niet in zijn betoog dat hij niet de middelen heeft om een contra-expertise te laten verrichten. Ook heeft [appellant] - waar het gaat om het verkrijgen van documenten ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit - niet aangetoond in bewijsnood te verkeren en heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de afwijzing van het verzoek voor hem onevenredig uitpakt.
Hoger beroep en beoordeling
3.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 13-16 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Conclusie
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak;
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Oei
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
670