202303031/1/R4.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Hilversum,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 31 maart 2023 in zaak nr. 22/5134 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum.
Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2022 heeft het college geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor een dakkapel op de woning op het perceel [locatie] in Hilversum (hierna: het perceel).
Bij besluit van 22 november 2022 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 maart 2023 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juni 2025, waar het college, vertegenwoordigd door R.W. van Manen, is verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 24 november 2021 Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3. [appellante] is eigenaresse van de woning op het perceel en wil op het achtergeveldakvlak van de woning een tweede dakkapel realiseren boven een bestaande dakkapel. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Beschermde gezichten Hilversum Zuid en Oost" (hierna: het bestemmingsplan). Op het perceel rust de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd gezicht". Het college heeft geweigerd op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen, omdat het bouwplan in strijd is met artikel 2.2.1. van de planregels. Met het plaatsen van de dakkapel zal het dakaanzicht van de woning namelijk worden gewijzigd, terwijl dit op grond van artikel 2.2.1. van de planregels niet is toegestaan.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wabo en artikel 2.3.1., onder d, van de planregels een omgevingsvergunning te verlenen. Aan deze beslissing heeft het college een negatief advies van de Commissie voor welstand en monumenten (hierna: de welstandscommissie) van 1 februari 2022 en een aanvullend advies van 22 augustus 2022 ten grondslag gelegd. Volgens de welstandscommissie is het bouwplan in strijd met de volgens de Welstandsnota 2014 van de gemeente Hilversum (geactualiseerd in 2019) geldende objectcriteria voor dakkapellen op het achterdakvlak binnen een bijzonder welstandsniveau. Het welstandsbeleid is namelijk gericht op een streven naar herhaling van uniforme dakkapellen, terwijl de grootte en situering van de dakkapel op de door [appellante] overgelegde bouwtekening afwijken van die van de bestaande dakkapel. Daarnaast heeft het college zich op het standpunt gesteld dat met een dubbele rij dakkapellen de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd gebied onevenredig worden aangetast. Daarmee zou de karakteristieke vorm van het dak namelijk vrijwel geheel niet meer zichtbaar zijn.
De procedure bij de rechtbank
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld. Zij voert aan dat de rechtbank een dag voor de zitting met het college overleg heeft gehad en vervolgens heeft toegestaan dat het college tijdens de zitting nadere stukken zou overleggen. Volgens [appellante] werd zij hiermee op de zitting overvallen en heeft dit haar belemmerd om adequaat op deze stukken te kunnen reageren.
4.1. Tijdens de zitting bij de rechtbank is het college in de gelegenheid gesteld een pleitnotitie en de daarbij behorende bijlagen over te leggen. In de bijlage bij de voorgedragen pleitnota zijn foto’s opgenomen van dakkapellen in de buurt van het perceel. Daarnaast is een e-mail met een aanvullend welstandsadvies bijgevoegd.
De bijlage bevat weliswaar veel foto’s, maar de daarop afgebeelde dakkapellen moeten voor [appellante] bekend zijn geweest, omdat het foto’s zijn van door haar eerder in de procedure genoemde voorbeelden. Ook de e-mail moet voor [appellante] bekend zijn geweest, aangezien deze aan haar geadresseerd is en dateert van ruim voor de rechtbankzitting. Gelet op de aard, omvang en inhoud van de bovengenoemde stukken ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld door deze stukken niet buiten beschouwing te laten.
Het betoog slaagt niet.
De weigering van de omgevingsvergunning
5. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat haar geen geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel toekomt. Zij wijst daarbij op meerdere woningen aan de Jan van der Heijdenstraat waarop aan de achterzijde twee, boven elkaar gelegen dakkapellen zijn gerealiseerd. Ook aan de achterzijde van een woning aan de Kapteynstraat zijn vergelijkbare dakkapellen gerealiseerd. Deze woningen liggen vlakbij de woning van [appellante] en ter plaatse geldt ook de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd gezicht".
Zij voert daarnaast aan dat aan de achterzijde van een aantal woningen in de Dotterstraat ook vergelijkbare dakkapellen zijn geplaatst. Hoewel de woningen in de Dotterstraat op grote afstand van het perceel liggen, geldt daar ook het bestemmingsplan en de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd gezicht". Dat het college de bouwwerken in de Dotterstraat niet als "dakkapel", maar als "dakopbouw" aanmerkt, kan zij niet volgen. Bij de vaststelling van de WOZ-waarde van één van die woningen wordt een dergelijk bouwwerk volgens haar namelijk aangeduid als "dakkapel". De rechtbank heeft volgens [appellante] ten onrechte overwogen dat de door haar genoemde huizen met dakkapel niet vergelijkbaar zijn met haar woning. In een nader stuk heeft [appellante] nog gewezen op zonnepanelen die geplaatst zijn op een dak in de buurt van [locatie].
5.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank in wat [appellante] heeft aangevoerd terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college de vergunning in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft geweigerd. Hiertoe overweegt de Afdeling dat voor het grootste deel van de door haar aangehaalde voorbeelden geen omgevingsvergunning is verleend. In een enkel geval is wel een omgevingsvergunning verleend, maar is dit gebeurd vóór de inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarmee het wijzigen van de dakvorm en het dakaanzicht is verboden.
Voor de woningen aan de Kapteynstraat en de Dotterstraat geldt dat geen omgevingsvergunning voor een tweede dakkapel is verleend, maar voor een eerste dakkapel. De dakkapellen zijn namelijk geplaatst boven een dakopbouw. Bovendien strekt deze dakopbouw zich uit over het gehele bouwblok. Hierdoor verschilt de ruimtelijke uitstraling daarvan zodanig van het bouwwerk waarvoor [appellante] een omgevingsvergunning heeft aangevraagd, dat geen sprake is van gelijke gevallen. Dat de dakopbouw van een woning aan de Dotterstraat in een taxatierapport wordt aangeduid als "dakkapel", maakt niet dat sprake is van een gelijk geval.
Ten slotte overweegt de Afdeling dat zonnepanelen niet vergelijkbaar zijn met een dakkapel.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
BIJLAGE - Wettelijk kader
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
[…]
Bestemmingsplan "Beschermde gezichten Hilversum Zuid en Oost"
2.2 Bouwregels
2.2.1 Verbod
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen de goot- en bouwhoogte, dakvorm, nokrichting, het dakaanzicht en oppervlakte van (hoofd)gebouwen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet worden gewijzigd.
2.3 Afwijken van de bouwregels
2.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2.1 voor:
a. het wijzigen van de goot- en bouwhoogte;
b. het plaatsen van een bouwwerk op een erf aan de zijkant van een hoofdgebouw;
c. een andere dakvorm en/of nokrichting, mits deze verandering een herstel of verbetering van het historisch daklandschap betreft;
het wijzigen van het dakaanzicht, waaronder zonnepanelen.
2.3.2 Toepassingsvoorwaarden
Een in lid 2.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend:
a. nadat advies van de commissie van welstand en monumenten is ingewonnen, en
b. de cultuurhistorische- en ruimtelijke waarden van het beschermd gezicht niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.