ECLI:NL:RVS:2025:3332
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie
Op 4 oktober 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 27 februari 2025 het beroep ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. C.G. Matze, advocaat in Breda, hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.