202304655/1/A3.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Herten, gemeente Roermond,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 juli 2023 in zaak nr. 22/91 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Roermond
Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2021 heeft de burgemeester het verzoek van [appellant] om herziening van een besluit tot sluiting van zijn woning op grond van de Opiumwet afgewezen.
Bij besluit van 23 december 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 11 november 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.M.J.P. Penners, advocaat in Sittard, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S. Vissers en mr. I. Berends, advocaat in Roermond, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. De burgemeester heeft bij besluit van 12 september 2019 de woning die [appellant] huurde gesloten voor de duur van een maand op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Aan dit besluit ligt een bestuurlijke rapportage van 25 augustus 2019 ten grondslag. Daarin staat dat in de woning voorwerpen zijn aangetroffen die duiden op de voorbereiding van een hennepkwekerij. [appellant] heeft tegen het besluit van 12 september 2019 geen bezwaar gemaakt en ook geen beroep ingesteld, waardoor het onherroepelijk is geworden. [appellant] mocht van de verhuurder later niet weer terug naar de woning.
3. Het Openbaar Ministerie heeft [appellant] op 31 maart 2020 te kennen gegeven hem niet te vervolgen voor de overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. [appellant] heeft hierin aanleiding gezien de burgemeester op 4 juni 2021 te vragen zijn besluit tot sluiting van de woning die hij eerder huurde te herzien. De burgemeester heeft dit herzieningsverzoek bij besluit van 15 september 2021 afgewezen omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht.
4. Het geschil in deze zaak gaat over de vraag of de burgemeester in het herzieningsverzoek van [appellant] heeft mogen afwijzen.
Aangevallen uitspraak
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslissing van het Openbaar Ministerie van 31 maart 2020 over de overtreding van artikel 11a van de Opiumwet en diefstal van elektriciteit niet als nieuw feit of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt. Deze strafrechtelijke waardering van de feiten hoeft niet te leiden tot een andere waardering van de feiten in de bestuursrechtelijke beoordeling. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:668, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat een uitspraak van een rechterlijke instantie geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is. Dit geldt volgens de rechtbank ook voor een sepot van de officier van justitie. De toelichting van de officier van justitie in de brief van 6 februari 2020 kan ook niet als nieuw feit worden aangemerkt, omdat hierin de reden van de seponering van de strafzaak is vermeld en de brief een uitleg is van hoe het Openbaar Ministerie de feiten in de strafrechtelijke zaak heeft gewaardeerd. Voor zover [appellant] zich op het standpunt stelt dat de inhoud van de bestuurlijke rapportage niet klopt, heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] deze stelling had kunnen en moeten aanvoeren in bezwaar tegen het besluit van 12 september 2019, waarvan hij herziening wenst. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit, omdat de door [appellant] benoemde fouten in de bestuurlijke rapportage ook al in het rapport stonden op het moment dat [appellant] nog bezwaar kon maken.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de door [appellant] genoemde fouten in de bestuurlijke rapportage onverlet laten dat er in de woning die hij huurde een groot aantal spullen is aangetroffen dat gebruikt kan worden voor het starten van een hennepkwekerij.
6. De rechtbank heeft over het nieuwe Damoclesbeleid woningen en lokalen Roermond 2021 (hierna: het Damoclesbeleid) van de burgemeester, dat het mogelijk maakt om een minder vergaande maatregel op te leggen, zoals een waarschuwing, geoordeeld dat dit geen nieuwe omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Awb kan opleveren. De rechtbank heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU0764. 7. De rechtbank heeft verder overwogen dat de gevolgen van de woningsluiting groot zijn geweest voor [appellant]. Dit betekent volgens haar echter niet dat de burgemeester tot herziening moest overgaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij alleen de invloed van de sepots en het nieuwe beleid van de burgemeester op het eerdere besluit van 12 september 2019 toetst en kijkt of het besluit evident onredelijk is. Het besluit van 12 september 2019 tot de woningsluiting heeft de rechtbank niet opnieuw beoordeeld.
8. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat het weigeren om terug te komen van een besluit evident onredelijk kan zijn als dit besluit onmiskenbaar onjuist is. Uit de daaropvolgende belangenafweging moet volgen dat afweging van het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is. Dat met de kennis van nu een ander besluit genomen zou kunnen worden is onvoldoende. Alleen als met de kennis van nu het besluit beslist anders uitvalt, is sprake van een evident onredelijk besluit. Die situatie doet zich in deze procedure niet voor volgens de rechtbank. De door [appellant] aangevoerde omstandigheid dat er fouten zijn geconstateerd in de bestuurlijke rapportage is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat er een herziening van het besluit van 12 september 2019 moet plaatsvinden, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
9. [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte geen evenredigheidstoets heeft uitgevoerd bij de beoordeling van de sluiting van de woning. Volgens [appellant] weegt het beoogde doel van een woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet, namelijk het beëindigen van de overtreding en het herstellen van de onrust in de omgeving, niet op tegen alle gevolgen die [appellant] heeft ondervonden van de sluiting. De burgemeester had onderzoek moeten doen naar de gevolgen van de sluiting, zoals het risico op ontbinding van de huurovereenkomst en van plaatsing op de zwarte lijst. Als gevolg van de woningsluiting is [appellant] dakloos geworden en is hij zijn inboedel kwijtgeraakt. Verder is de omgangsregeling met zijn zoon beëindigd, is de door hem aangevraagde exploitatievergunning om een horecabedrijf uit te baten geweigerd en heeft [appellant] te kampen met PTSS als gevolg van onder andere de woningsluiting. Juist nu gebleken is dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit zijn de gevolgen van de woningsluiting onevenredig zwaar. De rechtbank is hieraan voorbijgegaan, aldus [appellant].
9.1. Het betoog slaagt. De burgemeester is in zijn reactie op het herzieningsverzoek van [appellant] niet ingegaan op de persoonlijke omstandigheden die [appellant] naar voren heeft gebracht. De gevolgen die [appellant] heeft benoemd zijn naar het oordeel van de Afdeling ingrijpend. Omdat uit de besluitvorming niet blijkt dat de burgemeester de omstandigheden heeft meegewogen, is de afwijzing van het herzieningsverzoek onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Of de afwijzing van het herzieningsverzoek ook onevenredig is kan de Afdeling, omdat dit besluit niet goed is gemotiveerd, op dit moment niet beoordelen. Zij zal de burgemeester in de gelegenheid stellen zijn reactie op het herzieningsverzoek van een deugdelijke motivering te voorzien.
10. De gronden die [appellant] voor het overige in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank over deze gronden, dat hierboven samengevat is weergegeven.
Conclusie
11. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:51d van de Awb. De Afdeling draagt de burgemeester op om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak, alsnog onderzoek te doen naar de gevolgen van de sluiting van de woning voor [appellant] en te bezien of het besluit van 15 september 2021 in het licht van de uitkomsten van dit onderzoek al dan niet in stand kan blijven en hieraan een toereikende motivering ten grondslag te leggen. Als de burgemeester een gewijzigd of nieuw besluit neemt, dan moet hij dat besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en aan de Afdeling meedelen.
12. In de einduitspraak wordt beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de burgemeester van Roermond op om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak, het besluit van 15 september 2021 met kenmerk 76618-2021 te herstellen of in plaats daarvan een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, de uitkomst aan de Afdeling mee te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025
735-1106
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Opiumwet
Artikel 11a
Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.
Het Damoclesbeleid
Artikel 4
1. Bij een eerste constatering van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs, dan wel van strafbare voorbereidingshandelingen gerelateerd aan softdrugs, wordt volstaan met het geven van een waarschuwing, tenzij sprake is van een ernstig geval. Indien sprake is van een ernstig geval wordt de woning gesloten voor de duur van één maand.
2. Indien binnen drie jaar nadat een waarschuwing is afgegeven vanwege een constatering als bedoeld in het eerste lid, of binnen drie jaar na afloop van de periode dat een woning eerder om die reden gesloten was, opnieuw een overtreding wordt geconstateerd gerelateerd aan softdrugs, wordt de woning gesloten voor de duur van drie maanden.