202303607/1/A3.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], zonder vaste woon- of verblijfplaats,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2023 in zaak nr. 22/748 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2021 heeft de burgemeester aan [appellant] een last onder bestuursdwang opgelegd.
Bij besluit van 27 december 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 mei 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Mabrouk, advocaat in Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Mulder, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De burgemeester heeft na het opleggen van een last onder bestuursdwang een locatie in de openbare ruimte ontruimd die [appellant] had ingericht om er voor langere tijd te verblijven. Niet in geschil is dat [appellant] de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam heeft overtreden door te overnachten in de openbare ruimte en bij de betreffende locatie een onderkomen in te richten om er voor langere tijd te verblijven. [appellant] vindt het besluit echter onrechtmatig, omdat hij net als de stadsnomaden in Amsterdam gedoogd zou moeten worden of een andere plek toegewezen zou moeten krijgen waar hij met zijn caravan kan staan.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft de besluitvorming van de burgemeester rechtmatig geacht. De door [appellant] aangehaalde situatie van de stadsnomaden in Amsterdam is niet vergelijkbaar, aangezien zij geen verblijf houden in de openbare ruimte, terwijl [appellant] juist op een andere plek - die wel in de openbare ruimte ligt - is aangetroffen. Ook heeft [appellant] volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan de burgemeester had moeten afzien van handhaving.
Hoger beroep
3. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 10 tot en met 13 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij benadrukt dat de omstandigheid dat [appellant] al sinds 2008 geen woning meer heeft en geen concreet zicht heeft op een woning, waardoor hij zichzelf vergelijkt met de stadsnomaden, onvoldoende is om van handhaving af te zien. Dat de gemeente Amsterdam het verblijf van de stadsnomaden gedoogt, betekent niet dat zij in het geval van [appellant] had moeten afzien van handhaving en ook zijn verblijf op de betreffende locatie had mogen gedogen. Zoals de rechtbank al heeft overwogen, is de gedoogsituatie van de stadsnomaden niet te vergelijken met die van [appellant], alleen al omdat de stadsnomaden, anders dan [appellant], niet verblijven in de openbare ruimte. Verder heeft [appellant] ter zitting toegelicht dat hij door de gemeente naar de daklozenopvang is verwezen en de daklozenopvang hem weer naar de betreffende locatie heeft verwezen. Deze verwijzing door de daklozenopvang, als die al is gedaan, is echter niet toe te rekenen aan de burgemeester, zodat de bestuursdwang ook om die reden niet onrechtmatig is.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
5. Het vorenstaande neemt niet weg dat de Afdeling begrijpt dat de situatie van [appellant] voor hem erg lastig is. De Afdeling waardeert de toezegging van de burgemeester ter zitting om met [appellant] in gesprek te gaan over mogelijke oplossingen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025
802